Het Decreet over het lokaal bestuur bepaalt dat de raad voor maatschappelijk welzijn een deontologische code dient vast te stellen.
De huidige deontologische code voor mandatarissen ('deontologische code Raad voor Maatschappelijk Welzijn en Vast Bureau') dateert van 2013 en is dus aan een update toe.
Aan de raad voor maatschappelijk welzijn wordt gevraagd de wijzigingen aan de deontologische code voor mandatarissen (1 code voor zowel de gemeenteraad, raad voor maatschappelijk welzijn als het bijzonder comité voor de sociale dienst) goed te keuren.
Een deontologische code geeft lokale mandatarissen een kader waarbinnen ze hun mandaat moeten uitoefenen. De samenleving stelt, terecht, hoge eisen aan mandatarissen. Als lokaal geëngageerd politicus is men kwetsbaar. De deontologische code is in de eerste plaats dan ook niet gemaakt om te bestraffen, maar om een veilige omgeving te creëren waarbinnen de lokale mandatarissen moeten werken. De code is een algemene leidraad voor lokale mandatarissen om deontologisch zorgvuldig te kunnen handelen bij de uitoefening van het mandaat. Dit handelen steunt op de volgende waarden: dienstbaarheid, functionaliteit, onafhankelijkheid, openheid, vertrouwelijkheid en zorgvuldigheid.
Deze deontologische code is het geheel van beginselen, gedragsregels en gebruiken die de mandatarissen, als leidraad nemen bij hun dienstverlening aan de bevolking en hun handelen als mandataris in het algemeen.
De mandatarissen dienen erover te waken dat zij, ook buiten hun politieke activiteiten, geen dienstverlenende activiteiten ontplooien die de eer of de waardigheid van het mandaat kunnen schaden.
Het Decreet over het lokaal bestuur (artikel 39 en 74).
De aanpassingen in de deontologische code voor mandatarissen zijn gebaseerd op de 'model-deontologische code voor lokale mandatarissen, regels voor een zuivere besluitvorming' van het VVSG.
Artikel 1 - Vervangt alle vorige versies van de deontologische code door onderstaande deontologische code voor lokale mandatarissen.
Artikel 2 - Stelt de deontologische code voor mandatarissen vast als volgt:
Deontologische code voor lokale mandatarissen gemeente Bonheiden
Regels voor een zuivere besluitvorming
1. Inleiding
Deze deontologische code geeft lokale mandatarissen een kader waarbinnen ze hun mandaat moeten uitoefenen. De samenleving stelt, terecht, hoge eisen aan mandatarissen. Als lokaal geëngageerd politicus is men kwetsbaar. De deontologische code is in de eerste plaats dan ook niet gemaakt om te bestraffen, maar om een veilige omgeving te creëren waarbinnen de lokale mandatarissen moeten werken. De code is een algemene leidraad voor lokale mandatarissen om deontologisch zorgvuldig te kunnen handelen bij de uitoefening van het mandaat. Dit handelen steunt op de volgende waarden:
Het handelen van een lokale mandataris is altijd en volledig gericht op het belang van de gemeente en op de organisaties en burgers die daar onderdeel van uit maken.
Het handelen van een lokale mandataris heeft een herkenbaar verband met de functie die hij/zij vervult in het bestuur.
Het handelen van een lokale mandataris wordt gekenmerkt door onpartijdigheid, dat wil zeggen dat geen vermenging optreedt met oneigenlijke belangen en dat ook iedere schijn van een dergelijke vermenging wordt vermeden.
Het handelen van een lokale mandataris is transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is en de controlerende organen volledig inzicht hebben in het handelen van de lokale mandataris en zijn/haar beweegredenen daarbij.
Op een lokale mandataris moet men kunnen rekenen. Die houdt zich aan zijn/haar afspraken. Kennis en informatie waarover hij/zij uit hoofde van zijn/haar functie beschikt, wendt hij/zij aan voor het doel waarvoor die zijn gegeven.
Het handelen van een lokale mandataris is zodanig dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen.
Deze deontologische code is het geheel van beginselen, gedragsregels en gebruiken die de mandatarissen, bedoeld in artikel 1, als leidraad nemen bij hun dienstverlening aan de bevolking en hun handelen als mandataris in het algemeen.
De mandatarissen dienen erover te waken dat zij, ook buiten hun politieke activiteiten, geen dienstverlenende activiteiten ontplooien die de eer of de waardigheid van het mandaat kunnen schaden.
2. Toepassingsgebied
Artikel 1
§1. De deontologische code is van toepassing op de lokale mandatarissen van het lokaal bestuur van Bonheiden.
Voor de gemeente worden hieronder begrepen:
§2. Voor het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn (OCMW) worden hieronder begrepen:
§3. Lokale mandatarissen die namens de gemeente/het OCMW andere mandaten bekleden, zijn in die hoedanigheid eveneens ertoe gehouden de bepalingen van de deontologische code na te leven. Dit geldt zowel voor de mandaten die rechtstreeks in verband staan met hun ambt als voor alle hiervan afgeleide mandaten.
§4. Indien een mandaat namens de gemeente/het OCMW wordt opgenomen door een extern persoon, dus niet vermeld onder de eerste paragraaf van dit artikel, zal bij diens aanstelling gevraagd worden deze deontologische code te onderschrijven.
§5. Zij zullen er tevens over waken dat zij, ook buiten het kader van deze mandaten, geen dienstverlenende activiteiten ontplooien die afbreuk doen aan de eer en de waardigheid van hun ambt.
§6. Bij hun optreden op en buiten het lokale bestuursniveau en in hun contacten met individuen, groepen, instellingen en bedrijven, geven de lokale mandatarissen principieel voorrang aan het algemeen boven het particulier belang.
§7. De lokale mandatarissen staan op dezelfde gewetensvolle manier ten dienste van alle burgers zonder onderscheid van geslacht, huidskleur, afstamming, sociale stand, nationaliteit, filosofische en/of religieuze overtuiging, ideologische voorkeur of persoonlijke gevoelens.
3. Belangenvermenging en de schijn ervan
Artikel 2
Een lokale mandataris mag zijn/haar invloed en stem niet gebruiken voor het eigen persoonlijk belang. Dat mag ook niet voor het persoonlijk belang van een ander persoon of het belang van een organisatie bij wie hij/zij rechtstreeks of onrechtstreeks betrokken is.
Artikel 3
De lokale mandatarissen maken in hun verkiezingscampagnes en -mailings die gericht zijn op individuen geen melding van de individuele diensten die zij eventueel voor de betrokkenen hebben verricht. In geen geval mogen zij de indruk wekken dat zij om steun vragen in ruil voor bewezen diensten.
Artikel 4
Een lokale mandataris gaat actief en uit zichzelf alle vormen van belangenvermenging, en zelfs de schijn daarvan, tegen. Een lokale mandataris neemt geen deel aan de bespreking en de stemming wanneer er sprake is van een beslissing waarbij belangenvermenging kan spelen.
Artikel 5
Een lokale mandataris beseft dat mogelijke belangenvermenging niet beperkt is tot de bespreking en stemming. Daarom zorgt een lokale mandataris dat er ook geen enkele beïnvloeding is tijdens de andere fases van het besluitvormingsproces en geeft hij/zij aan in hoeverre het onderwerp hem/haar persoonlijk aanbelangt als een onafhankelijke oordeelsvorming in het gedrang kan komen.
Artikel 6
§1. Een lokale mandataris zorgt dat bij contacten met de burger nooit de schijn gewekt wordt dat particuliere belangen begunstigd (kunnen) worden.
§2. Zo zijn verboden:
Artikel 7
Een lokale mandataris mag de in artikel 10 van het Decreet over het lokaal bestuur genoemde functies niet uitoefenen;
1° de provinciegouverneurs, de vicegouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, de hoge ambtenaar die de Brusselse Hoofdstedelijke Regering aanwijst overeenkomstig artikel 48, derde lid, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 betreffende de Brusselse Instellingen en de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant, de provinciegriffiers, de arrondissementscommissarissen en de adjunct-arrondissementscommissarissen als de gemeente in kwestie deel uitmaakt van hun ambtsgebied;
2° de magistraten, de plaatsvervangende magistraten en de griffiers bij de hoven en de rechtbanken, de administratieve rechtscolleges en het Grondwettelijk Hof;
3° de leden van het operationeel, administratief of logistiek kader van de politiezone waar de gemeente toe behoort;
4° de personeelsleden van de gemeente in kwestie of van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat die gemeente bedient of van de gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen van de gemeente;
5° de leden van een districtsraad;
6° de personen die in een lokale decentrale overheid van een andere lidstaat van de Europese Unie een ambt of een mandaat uitoefenen dat gelijkwaardig is aan dat van gemeenteraadslid, voorzitter van de gemeenteraad, schepen of burgemeester;
7° de bloedverwanten tot en met de tweede graad, de aanverwanten in de eerste graad of de echtgenoten in de gemeenteraad van dezelfde gemeente.
Artikel 8
Een lokale mandataris mag de in artikel 27,§2 en §3 van het Decreet over het lokaal bestuur genoemde overeenkomsten en handelingen niet aangaan;
§ 2. Het is voor een gemeenteraadslid verboden:
1° rechtstreeks of onrechtstreeks als advocaat of notaris tegen betaling te werken in geschillen ten behoeve van de gemeente. Dat verbod geldt ook voor de personen die in het kader van een associatie, groepering, samenwerking of op hetzelfde kantooradres met het gemeenteraadslid werken;
2° rechtstreeks of onrechtstreeks als advocaat of notaris ten behoeve van de tegenpartij van de gemeente of ten behoeve van een personeelslid van de gemeente te werken bij geschillen die betrekking hebben op beslissingen over de tewerkstelling binnen de gemeente. Dat verbod geldt ook voor de personen die in het kader van een associatie, groepering, samenwerking of op hetzelfde kantooradres met het gemeenteraadslid werken;
3° rechtstreeks of onrechtstreeks een overeenkomst te sluiten, behalve in geval van een schenking aan de gemeente of een gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap, of deel te nemen aan een opdracht voor aanneming van werken, leveringen of diensten, verkoop of aankoop ten behoeve van de gemeente of een gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap, behalve als het gemeenteraadslid een beroep doet op een dienstverlening van de gemeente of van een gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap en ten gevolge daarvan een overeenkomst aangaat;
4° op te treden als afgevaardigde of deskundige van een vakorganisatie in het bijzonder onderhandelingscomité of het hoog overlegcomité van de gemeente.
§ 3. Dit artikel is van toepassing op de vertrouwenspersoon, vermeld in artikel 16 en 155.
Artikel 9
§1. In geen geval mag een bijkomend mandaat of dienstverlenende activiteit de eer een waardigheid van het ambt in het gedrang brengen.
§2. Een mandataris mag geen andere functies opnemen als die een structureel risico vormen voor een integere invulling van zijn/haar mandaat.
Artikel 10
Een lokale mandataris meldt aan de algemeen directeur wanneer hij/zij substantiële financiële belangen heeft (bijvoorbeeld aandelen of opties) in een onderneming waarmee de gemeente/het OCMW zaken doet of waarin de gemeente/het OCMW een belang heeft.
Artikel 11
De door een lokale mandataris gemelde substantiële financiële belangen zijn openbaar en worden ter inzage gelegd. Ook een tussentijds ontstaan mandaat of belang moet meegedeeld worden. De algemeen directeur of een personeelslid dat daartoe door de algemeen directeur werd aangewezen, draagt zorg voor een geactualiseerde openbare lijst van gemelde mandaten en belangen.
4. Corruptie en de schijn ervan
Artikel 12
Een lokale mandataris mag zijn/haar invloed en stem niet laten kopen of beïnvloeden door geld, goederen, diensten of andere gunsten die hem/haar gegeven of beloofd werden.
In tegenstelling tot belangenvermenging kan corruptie of omkoping leiden tot strafrechtelijke vervolging.
Artikel 13
Een lokale mandataris moet actief en uit zichzelf de schijn van corruptie tegengaan.
4.1 Het aannemen van (persoonlijke) geschenken, voordelen en diensten
Artikel 14
Een lokale mandataris neemt geen geschenken, voordelen en diensten aan die hem/haar door zijn/haar functie worden aangeboden. Eventueel uitgezonderd zijn de incidentele, kleine attenties (zoals een bloemetje of een fles wijn) waarbij de schijn van corruptie en beïnvloeding minimaal is én waarbij minstens aan één van de onderstaande voorwaarden voldaan wordt:
4.2 Het aannemen van uitnodigingen (voor bijvoorbeeld diners of recepties)
Artikel 15
Een lokale mandataris accepteert uitnodigingen in het kader van zijn/haar mandaat (lunches, diners, recepties en andere) die door anderen betaald of gefinancierd worden enkel wanneer aan alle onderstaande voorwaarden voldaan wordt:
4.3 Het accepteren van reizen, verblijven en werkbezoeken
Artikel 16
Een lokale mandataris accepteert werkbezoeken in het kader van zijn/haar mandaat, waarbij reis- en verblijfkosten door anderen, e.g. kosten die niet betaald worden door het gemeentebestuur, betaald worden, alleen bij uitzondering.
Conform artikel 39, §3 van het huishoudelijk regelement gemeenteraad / raad voor maatschappelijk welzijn:
§3. Reizen in het buitenland.
5. Het gebruik van faciliteiten en middelen van het lokaal bestuur
Artikel 17
Een lokale mandataris houdt zich aan de regels die vastgelegd zijn over het gebruik van faciliteiten en middelen van het lokaal bestuur.
Artikel 18
Een lokale mandataris houdt zich aan de regels die vastgesteld zijn voor het gebruik van interne voorzieningen die voor het raadswerk worden voorzien zoals opgenomen in het huishoudelijk reglement.
Artikel 19
Een lokale mandataris houdt zich aan de regels over onkostenvergoedingen zoals vastgesteld in het huishoudelijk reglement.
6. Omgaan met informatie
Artikel 20
Een lokale mandataris communiceert eerlijk over de redenen en motieven op basis waarvan hij/zij individueel gestemd heeft. Daarnaast communiceert een lokale mandataris eerlijk over de reden en motieven op basis waarvan de raad als geheel de beslissing genomen heeft.
Artikel 21
Een lokale mandataris is gebonden aan het beroepsgeheim wanneer hij/zij door de functie van lokale mandataris kennis krijgt van geheimen die door personen aan de gemeente/het OCMW zijn toevertrouwd (zoals bv. persoonlijke zaken uit personeelsdossier of persoonlijke informatie van mensen die een sociale premie aanvragen). Bekendmaking van deze geheimen is verboden, behalve wanneer de wet de openbaring oplegt of mogelijk maakt.
Artikel 22
Naast het strenge beroepsgeheim geldt eveneens een geheimhoudingsplicht voor lokale mandatarissen. Deze plicht beschermt wat besproken wordt tijdens een besloten vergadering (feiten, meningen, overwegingen…).
Artikel 23
Een lokale mandataris heeft een algemene discretieplicht. Hij/zij gaat op discrete en voorzichtige wijze om met de informatie die hem/haar toekomt in de uitoefening van zijn/haar functie.
Artikel 24
Een lokale mandataris gebruikt de informatie die hij/zij kreeg door de uitoefening van zijn/haar functie enkel voor zijn/haar raadswerk en niet voor zijn/haar persoonlijk belang of voor het persoonlijk belang van anderen.
Artikel 25
Een lokale mandataris maakt brieven niet openbaar en stuurt e-mails niet door wanneer het niet zeker is dat de afzender daarmee zou instemmen. Bij twijfel over de bedoeling van de afzender wordt de expliciete toestemming gevraagd.
7. Onderlinge omgang en afspraken over vergaderingen
Artikel 26
Raadsleden gaan respectvol om met elkaar, met de leden van het college van burgemeester en schepenen en met de personeelsleden van de gemeente.
Raadsleden gaan respectvol om met elkaar, met de leden van het vast bureau, de voorzitter en de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst en de personeelsleden van het OCMW.
Onder niet respectvol omgaan met elkaar valt ook het onterecht, zonder effectieve aanleidingen, beschuldigen van anderen.
Artikel 27
Raadsleden richten zich tot elkaar, de leden van het college van burgemeester en schepen/vast bureau/de leden van het bijzonder comité, de algemeen directeur en de andere personeelsleden op een correcte wijze en dit zowel verbaal, non-verbaal als schriftelijk, inclusief de elektronische communicatie.
Artikel 28
Lokale mandatarissen houden zich tijdens vergaderingen van de politieke organen aan het huishoudelijk reglement en volgen de aanwijzingen van de voorzitter hierover op.
Artikel 29
Lokale mandatarissen onthouden zich in het openbaar, dus ook in openbare raads- en commissievergaderingen, van negatieve uitlatingen over individuele personeelsleden.
8. Bespoedigings- en begunstigingstussenkomsten
Artikel 30
Bespoedigingstussenkomsten zijn tussenkomsten waarbij lokale mandatarissen een administratieve procedure proberen te bespoedigen in gevallen of in dossiers die zonder die tussenkomst een regelmatige afloop of resultaat zouden krijgen, maar dan na verloop van een langere verwerkings- of behandelingstermijn.
Dergelijke tussenkomsten, die een ongelijke behandeling van de betrokken burgers inhouden, zijn verboden.
Artikel 31
Begunstigingstussenkomsten zijn tussenkomsten waarbij de lokale mandataris zijn voorspraak aanwendt om de afloop of het resultaat van een zaak of van een dossier te beïnvloeden in de door de belanghebbende burger gewenste zin.
Dergelijke tussenkomsten zijn verboden.
Artikel 32
§1. Tussenkomsten bij selectievoerende instanties, die tot doel hebben het verhogen van kansen op benoeming, aanstelling en bevordering in de administratie, zijn verboden.
§2. Lokale mandatarissen die om steun gevraagd worden door of voor kandidaten die een functie, aanstelling of bevordering ambiëren, delen betrokkene mee dat de aanstelling, de benoeming of de bevordering gebeurt op basis van de geldende normen en procedures. Zij verwijzen de belanghebbende naar de bevoegde dienst of instantie.
Artikel 33
De volgende handelingen worden niet beschouwd als tussenkomsten die in het administratief dossier dienen te worden opgenomen:
9. Aanvullende bepalingen voor de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst
Artikel 34
De voorzitter en de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst beslissen over individuele maatschappelijke dienstverlening en integratie. In die specifieke en belangrijke rol krijgt men te maken met erg gevoelige informatie van kwetsbare mensen voor wie het OCMW vaak het allerlaatste vangnet is. Daarom zijn extra bepalingen die van toepassing zijn op de voorzitter en de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst in deze artikelen onder punt 9 opgenomen.
Artikel 35
Het bijzonder comité voor de sociale dienst werkt onder het principe van beslotenheid.
Artikel 36
De leden en de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst zijn gebonden door het beroepsgeheim wanneer ze door hun mandaat kennis krijgen van geheimen die door personen aan het OCMW zijn toevertrouwd binnen het hulpverleningstraject. Bekendmaking van deze geheimen is verboden, behalve wanneer de wet de openbaring oplegt of mogelijk maakt.
Artikel 37
Naast het strenge beroepsgeheim geldt eveneens een geheimhoudingsplicht voor de leden en de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst. Deze plicht beschermt wat besproken wordt tijdens de vergadering (feiten, meningen, overwegingen…) van het bijzonder comité voor de sociale dienst.
De leden en de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst communiceren buiten de vergaderingen van het BCSD niet over de redenen en motieven op basis waarvan ze individueel gestemd hebben bij een individueel dossier.
De geheimhouding geldt niet wanneer het gaat over een beleidsadvies dat opgemaakt werd door het bijzonder comité voor de sociale dienst of over andere interne bestuurlijke beslissingen.
Artikel 38
De leden en de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst hebben naast een beroepsgeheim en een geheimhoudingsplicht ook een algemene discretieplicht. Ze gaan altijd op discrete en voorzichtige wijze om met de informatie die hen toekomt in de uitoefening van hun functie.
Artikel 39
De leden en de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst vertrekken bij de behandeling van cliëntendossiers niet vanuit partijpolitieke en ideologische belangen, maar ze stellen het algemeen belang en het belang van de cliënt centraal.
Artikel 40
Enkel de beëdigde maatschappelijk werkers voeren in alle onafhankelijkheid het sociaal onderzoek. De leden en de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst hebben respect voor de wijze waarop de sociale dienst het sociaal onderzoek voert en voor de methodieken die gebruikt worden.
De leden en de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst voeren zelf geen sociaal onderzoek en laten dat integraal over aan de maatschappelijk werkers van de sociale dienst. Dat betekent onder andere dat de leden en de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst zelf geen bevindingen uit het verslag onderzoeken of controleren.
Artikel 41
De leden en de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst hebben, buiten de vergaderingen van het BCSD, geen enkel contact met de maatschappelijk werkers over een specifiek dossier.
Wanneer een lid of de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst tijdens de bespreking van de hulpaanvraag met zekerheid weet heeft van belangrijke relevante informatie die niet terug te vinden is in het sociaal onderzoek, of die in tegenspraak is met het sociaal onderzoek, dan brengt hij/zij dat in tijdens de bespreking op de vergadering van het bijzonder comité voor de sociale dienst.
Het bijzonder comité voor de sociale dienst kan op basis van die inbreng beslissen om de sociale dienst de opdracht te geven om nader onderzoek te doen. Dat kan enkel als het bijzonder comité voor de sociale dienst meent dat die informatie een substantiële invloed kan hebben op de beslissing van het bijzonder comité voor de sociale dienst.
Artikel 42
Wanneer de leden of de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst aangesproken worden door iemand die mogelijk hulp van het OCMW nodig heeft, dan gaat hij/zij het gesprek aan met deze persoon. Daarbij worden volgende principes gehanteerd:
Wordt een mandataris van het bijzonder comité voor de sociale dienst gecontacteerd door een burger over iemand anders die mogelijk hulp nodig heeft van het OCMW, dan gelden dezelfde principes.
Artikel 43
Als lid of voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst treedt men niet op als vertrouwenspersoon voor een cliënt.
Artikel 44
Wanneer een cliënt gehoord wordt, dan gebeurt dat met het nodige respect voor het verhaal en de persoon van de cliënt. De cliënt wordt gehoord, niet verhoord.
10. Naleving en handhaving van de deontologische code
Artikel 45
§1. De gemeenteraad/raad voor maatschappelijk welzijn ziet erop toe dat de fracties en de individuele lokale mandatarissen volgens de deontologische code handelen.
§2. Er zijn verschillende fasen te onderscheiden die spelen bij het toezien op de naleving van de deontologische code, namelijk:
10.1 Het voorkomen van mogelijke schendingen
Artikel 46
Wanneer een lokale mandataris twijfelt of een handeling die hij/zij wil verrichten een overtreding van de code zou kunnen zijn, wint het lid hierover advies in bij de algemeen directeur of het personeelslid dat door de algemeen directeur daartoe werd aangewezen.
Artikel 47
Wanneer een lokale mandataris twijfelt over een nog niet uitgevoerde handeling van een andere lokale mandataris, dan waarschuwt hij/zij die persoon. De lokale mandataris verwoordt de twijfels en verwijst de betrokkene zo nodig door naar de algemeen directeur of het personeelslid dat door de algemeen directeur daartoe werd aangewezen.
10.2 Het signaleren van vermoedens van schendingen
Artikel 48
§1. Wanneer een lokale mandataris vermoedt dat een regel van de deontologische code is overtreden door een andere lokale mandataris, dan kan hij/zij hiervan schriftelijk of per e-mail melding van maken bij de algemeen directeur of het personeelslid dat door de algemeen directeur daartoe werd aangewezen. De algemeen directeur of het door de algemeen directeur aangewezen personeelslid geeft de meldingen die hij/zij ontvangt niet door aan derden.
§2. Indien na een overleg met de algemeen directeur of met het door de algemeen directeur aangewezen personeelslid het vermoeden van een schending in hoofde van de mandataris blijft bestaan, meldt de lokale mandataris dit aan de voorzitter van de gemeenteraad/raad voor maatschappelijk welzijn.
§3. Meldingen of klachten over mogelijke schendingen door mandatarissen van de deontologische code kunnen ook door een burger, al dan niet inwoner van de gemeente, worden geuit. Deze meldingen of klachten volgen dezelfde procedure als de meldingen of klachten geuit door de mandatarissen.
§4. Meldingen of klachten moeten op straffe van verval uiterlijk dertig dagen na kennisname van de feiten, schriftelijk of per e-mail worden meegedeeld aan de voorzitter van de gemeenteraad. Het feit dat men binnen de termijn van 30 dagen meldt, wordt vermoed, behoudens bewijs van het tegendeel.
De melding of klacht bevat de identiteit van de melder of klager, het voorwerp van de melding of klacht, een dossier waarin de controleerbare feiten maximaal worden aangetoond, eventueel de aanduiding van de geschonden deontologische bepalingen en een uiteenzetting waaruit de schending volgens de klager of melder bestaat en de identiteit van de lokale mandataris waarover de melding of de klacht handelt.
Alleen klachten tegen individuele raadsleden worden behandeld. Klachten tegen gehele politieke fracties of tegen de hele gemeenteraad zijn niet ontvankelijk.
Anonieme meldingen of klachten worden door de voorzitter van de gemeenteraad/raad voor maatschappelijk welzijn onontvankelijk verklaard en gearchiveerd.
§5. De voorzitter van de gemeenteraad/raad voor maatschappelijk welzijn verwijst de klacht of melding naar de algemeen directeur of naar de door de algemeen directeur aangewezen persoon of instantie om een vooronderzoek te doen.
10.3 Deontologische commissie
Artikel 49
De voorzitter van de gemeenteraad/raad voor maatschappelijk welzijn geeft bij ontvangst van een ontvankelijke melding of klacht aan de algemeen directeur de opdracht een deontologische commissie op te richten en samen te roepen.
De deontologische commissie opgericht in de schoot van de gemeenteraad is bevoegd voor:
De deontologische commissie opgericht in de schoot van de raad voor maatschappelijk welzijn is bevoegd voor:
10.3.1 Oprichting deontologische commissie
Artikel 50
§1. Het aantal leden van de deontologische commissie bedraagt 8 personen. De gemeenteraad/raad voor maatschappelijk welzijn kent een aantal zetels toe aan elke fractie die in de gemeenteraad vertegenwoordigd is (zoals bepaald in het huishoudelijk reglement van de gemeenteraad en raad voor maatschappelijk welzijn, artikel 37,§3, methode D'Hondt). De vergaderingen vinden in besloten zitting plaats. Enkel de leden die zetelen in deze commissie, mogen de vergaderingen bijwonen.
§2. De algemeen directeur vraagt per e-mail aan elke betrokken fractie om haar vertegenwoordigers voor te dragen. Dit gebeurt telkens de deontologische commissie dient te worden samengeroepen. Elke fractie dient binnen de tien kalenderdagen de mandaten die haar overeenkomstig de zeteltoekenning door de gemeenteraad/raad voor maatschappelijk welzijn toekomen toe te wijzen, door middel van een e-mail gericht aan de algemeen directeur en de voorzitter van de gemeenteraad/raad voor maatschappelijk welzijn.
10.3.2 Samenroeping deontologische commissie
Artikel 51
§1. De algemeen directeur roept de deontologische commissie samen zo snel als mogelijk na het ontvangen van de namen van de leden van de commissie van elke fractie.
§2. Bij de eerste vergadering van de deontologische commissie wordt een voorzitter gekozen en wordt de melding of klacht kort toegelicht.
Vanaf de verkiezing van de voorzitter wordt elke commissie voorgezeten door de voorzitter. De voorzitter moet een raadslid zijn. De voorzitter wordt gekozen bij gewone meerderheid, onder de leden van de commissie. Bij afwezigheid van de voorzitter wordt het voorzitterschap waargenomen door het jongste lid in leeftijd van de commissie.
De leden van het college van burgemeester en schepenen/vast bureau kunnen geen voorzitter zijn van een commissie.
§3. De algemeen directeur is secretaris van de deontologische commissie. Wanneer de algemeen directeur door de deontologische commissie wordt opgeroepen als getuige, laat de algemeen directeur zich vervangen door iemand anders van de administratie.
§4. Wanneer een lid van de commissie, hetzij als klager, hetzij als aangeklaagde, hetzij op een andere wijze betrokken is bij het onderzoek naar de melding of klacht, wordt dat lid in de commissie vervangen door iemand van dezelfde politieke fractie. Indien de klacht of melding gericht is tegen een mandataris van een éénmansfractie, dan heeft die mandataris de keuze: ofwel laat hij/zij zich niet vervangen, ofwel laat hij/zij zich vervangen door iemand van een andere politieke fractie.
Artikel 52
De leden van de commissie genieten per vergadering een vergoeding gelijk aan het presentiegeld dat wordt toegekend aan de leden van de commissies van de gemeenteraad/raad voor maatschappelijk welzijn overeenkomstig het huishoudelijk reglement.
10.4 Het onderzoeken van vermoedens van schendingen
Artikel 53
§1. Het vooronderzoek wordt zo kort mogelijk gehouden en wordt afgerond in maximum vijftien werkdagen. Het heeft enkel tot doel om uit te maken of er sprake is van een redelijk vermoeden van een mogelijke schending. Het is de deontologische commissie die zich hierover uitspreekt.
§2. De resultaten van het vooronderzoek worden voorgelegd aan de voorzitter van de deontologische commissie. Deze voorzitter roept de commissie zo snel als mogelijk samen en bezorgt aan ieder lid het omstandig dossier van het vooronderzoek.
Artikel 54
§1. De deontologische commissie kan beslissen dat een verder of grondiger onderzoek nodig is. Indien dat wordt beslist, wordt deze opdracht (met duidelijke omschrijving) doorgegeven aan de algemeen directeur of aan de door de algemeen directeur aangewezen persoon die ook het vooronderzoek deed.
§2. Het eventuele verdere onderzoek wordt zo snel als mogelijk uitgevoerd.
§3. Het resultaat van het eventuele verdere onderzoek wordt voorgelegd aan de voorzitter van de deontologische commissie die opnieuw de commissie zo snel als mogelijk samenroept.
10.5 Het zich uitspreken over schendingen
Artikel 55
§1. De deontologische commissie oordeelt over meldingen en klachten die als voorwerp inbreuken op de deontologische code omvatten.
De commissie ontvangt de rapporten van het vooronderzoek en van het eventuele verdere onderzoek.
De commissie kan bij alle mogelijke betrokken partijen inlichtingen en aanvullende ophelderingen vragen. De commissie kan de partijen en andere personen of deskundigen horen.
§2. De commissie onderzoekt de gegrondheid van de melding of klacht.
§3. De voorzitter geeft de betrokken partijen, namelijk de melder/klager en de mandataris die het voorwerp uitmaakt van de melding of klacht, kennis van de plaats, dag en uur van de zitting. Hij/zij deelt hen mee dat zij het recht hebben om gehoord te worden en dat zij zich kunnen laten bijstaan om gehoord te worden.
§4. De vergaderingen van de deontologische commissie zijn niet openbaar.
De voor de gemeenteraadscommissies geldende bepalingen inzake het quorum gelden tevens voor de deontologische commissie. De beslissingen worden bij gewone meerderheid genomen. Bij staking van stemmen wordt tot niet schending van de deontologische code besloten. Er wordt geheim gestemd, tenzij over de aangelegenheden die de werking van de deontologische commissie betreffen.
Artikel 56
§1. De deontologische commissie beslist eerst over de al dan niet overtreding van een regel van de deontologische code. Nadien beslist de deontologische commissie over het gevolg dat aan die overtreding wordt gegeven.
§2. De mogelijke gevolgen die aan de overtreding van de deontologische regel kunnen worden gegeven, zijn:
§3. De deontologische commissie kan geen andere straffen opleggen dan de blaam. Enkel de Vlaamse Regering, vertegenwoordigd door de Vlaamse Minister voor Binnenlands Bestuur, kan een tuchtsanctie opleggen aan mandatarissen. Los van deze deontologische procedure of wanneer een blaam niet voldoende wordt geacht, kan de klacht dus alsnog worden neergelegd bij de provinciegouverneur. Hiertoe wordt verwezen naar de specifieke procedure van tuchtsanctie ten opzichte van mandatarissen die kan opgelegd worden door de Vlaamse Regering, zoals vervat in artikel 156 van het Decreet over het lokaal bestuur.
§4. De betrokken mandataris wordt onverwijld schriftelijk in kennis gesteld van de uitspraak van de deontologische commissie.
De melder/klager wordt schriftelijk in kennis gesteld van de al dan niet gegrondheid van zijn klacht. Bovendien wordt er bij gegrondheid vermeld dat een passend gevolg hieraan wordt gegeven, zonder de effectief opgelegde ‘sanctie’ te benoemen.
§5. Ingeval van de uitspraak van een blaam, is de voorzitter van de gemeenteraad/raad voor maatschappelijk welzijn ertoe gehouden de uitspraak mee te delen aan de raad tijdens de volgende zitting; een openbare blaam in openbare zitting, een besloten blaam in besloten zitting. De titel en de samenvatting van het te agenderen punt wordt zo algemeen mogelijk gehouden.
§6. Het volledige verslag van de deontologische commissie wordt voorgelegd op de besloten zitting van de eerstvolgende gemeenteraad.
Het verslag vermeldt welke leden aanwezig zijn gedurende de vergadering en geeft een weerslag van de beraadslagingen, zonder de naam van de sprekers te vermelden, tenzij deze hierom uitdrukkelijk verzoeken.
11. Evalueren deontologische code
Artikel 57
Bij het begin van elke bestuursperiode dient deze deontologische code opnieuw te worden voorgelegd aan de gemeenteraad ter goedkeuring. Op initiatief van de algemeen directeur wordt er een werkgroep opgericht met alle raadsleden.
Deze werkgroep evalueert deze deontologische code. Er wordt bekeken of de code nog actueel is, nog goed werkt en of ze nageleefd wordt.
Eventuele aanpassingen aan de code worden bij het begin van elke legislatuur voorgelegd aan de gemeenteraad/raad maatschappelijk welzijn.
Artikel 3 - Maakt deze beslissing, overeenkomstig artikel 286 en 287 van het Decreet over het lokaal bestuur, binnen de 10 dagen bekend op de gemeentelijke website en brengt de toezichthoudende overheid, overeenkomstig artikel 330 van het Decreet over het lokaal bestuur hiervan dezelfde dag op de hoogte.