Terug
Gepubliceerd op 01/10/2025

Besluit  College van burgemeester en schepenen

di 23/09/2025 - 12:30

Aanpassing gemeentelijk politiereglement: Kennisneming en principieel akkoord

Aanwezig: Lode Van Looy, burgemeester-voorzitter
Mieke Van den Brande, Bart Vanmarcke, Pascal Vercammen, Lola Vanderweyen, schepenen
Ethel Van den Wijngaert, algemeen directeur
Verontschuldigd: Yves Goovaerts, schepen

De vier gemeenten van de politiezone BODUKAP streven ernaar een zo actueel en uniform mogelijk politiereglement vast te stellen. Minstens 1 maal per jaar wordt het geldende politiereglement nagekeken en noodzakelijke aanpassingen doorgevoerd. Aan het college van burgemeester en schepenen wordt gevraagd principieel akkoord te gaan met de voorgestelde wijzigingen en aanvullingen.

Voorgeschiedenis
  • 24/02/2016: De gemeenteraad stelt het gemeentelijk politiereglement vast.
  • 25/10/2017: De gemeenteraad heft art.2.4.4 van het gemeentelijk politiereglement op.
  • 28/03/2018: De gemeenteraad wijzigt het gemeentelijk politiereglement.
  • 29/01/2019: De gemeenteraad wijzigt het gemeentelijk politiereglement.
  • 30/06/2021: De gemeenteraad wijzigt het gemeentelijk politiereglement.
  • 08/12/2023: Advies van de jeugdraad betreffende de wijziging van het gemeentelijk politiereglement.
  • 20/12/2023: De gemeenteraad wijzigt het gemeentelijk politiereglement.
  • 11/09/2024: Advies van de de jeugdraad betreffende de wijziging van het gemeentelijk politiereglement.
  • 18/12/2024: De gemeenteraad wijzigt het gemeentelijk politiereglement.
Feiten en context

De vaststelling van het gemeentelijk politiereglement is een bevoegdheid van de gemeenteraad. Door de vier BODUKAP-gemeenten en de politiezone BODUKAP wordt evenwel gestreefd een zo uniform mogelijk politiereglement vast te stellen.
Voorstellen tot wijziging, aanpassing en toevoeging werden gedaan door de 4 gemeenten en de politiezone. Deze werden besproken en goedgekeurd op het politiecollege van 22/08/2025 en voorzien van nog enkele aanpassingen. Politiezone BODUKAP heeft vervolgens alle aanpassingen, wijzigingen en toevoegingen opgenomen in een voorstel tot aanpassing en een gecoördineerde versie politiereglement 2025 opgesteld. Volgende wijzigingen, aanpassingen en toevoegingen worden aangebracht:   

  • art. 1.3.2: aanvulling;
  • art. 3.1.8.1 - 3.1.8.11: wijziging;
  • art. 5.4.10.1.1 - 5.4.10.2.7: toevoeging;
  • art. 6.1.8: toevoeging;
  • art. 6.1.9: toevoeging;
  • art. 6.4.5: vervanging art. 3.7.1.2, art. 3.7.1.3 en art. 5.2.1;
  • art. 9.2.3 - 9.2.4: toevoeging;
  • art. 10.7.1 - 10.7.14: herinvoeging;
  • art. 11.6: wijziging;
  • art. 11.2.1 - 11.2.6: toevoeging.    

art. 1.3.2: aanvulling

  • Huidige tekst:
    Wanneer de openbare veiligheid, netheid, gezondheid of rust in het gedrang komen door situaties waarvan de oorzaak bij privé-eigendommen ligt, kan de burgemeester de nodige besluiten nemen.
    De eigenaars, huurders, bezetters of zij die er op een of andere manier verantwoordelijk voor zijn, moeten er zich naar schikken.
    In geval van weigering of vertraging in de uitvoering van de bij voornoemde besluiten voorgeschreven maatregelen, alsook indien het onmogelijk is ze aan de betrokkenen te betekenen, kan de burgemeester er ambtshalve toe doen overgaan, op risico van de in gebreke blijvende partijen, die de kosten hoofdelijk moeten dragen.
  • Nieuwe tekst: 
    Wanneer de openbare veiligheid, netheid, gezondheid of rust in het gedrang komen door situaties waarvan de oorzaak bij privé-eigendommen ligt, kan de burgemeester de nodige besluiten nemen. 
    De eigenaars, huurders, bezetters of zij die er op een of andere manier verantwoordelijk voor zijn, moeten er zich naar schikken.
    In geval van weigering of vertraging in de uitvoering van de bij voornoemde besluiten voorgeschreven maatregelen, alsook indien het onmogelijk is ze aan de betrokkenen te betekenen, kan de burgemeester er ambtshalve toe doen overgaan, op risico van de in gebreke blijvende partijen, die de kosten hoofdelijk moeten dragen. 
    Het niet naleven van de besluiten van de burgemeester kan bovendien bestraft worden met de in artikel 11.1.5 voorziene administratieve sancties.

art. 3.1.8.1 - 3.1.8.17: vervanging door art. 3.1.8.1 - 3.1.8.11

  • Huidige tekst:
    3.1.8. Tegeltuinen en plantenbakken
    Artikel 3.1.8.1
    De ingebruikname van het openbaar domein door middel van een tegeltuin of plantenbakken is slechts toegelaten mits een voorafgaande en schriftelijke vergunning, afgeleverd door de burgemeester.

Artikel 3.1.8.2

De vergunning vervalt indien de vergunninghouder, binnen het jaar na afgifte van de vergunning, niet met de aanleg van de tegeltuin is begonnen.

Artikel 3.1.8.3

De ingebruikname van het openbaar domein moet gebeuren volgens de verkregen vergunning en conform de aan de vergunning gehechte richtlijnen en plan.
De ingenomen ruimte mag de opgegeven afmetingen van de vergunning in geen geval overschrijden. Alleen de tegels noodzakelijk voor de aanleg van de tegeltuin mogen worden verwijderd.
De aanvrager blijft steeds verantwoordelijk voor een correcte plaatsing, zelfs als de plantenbakken door anderen worden verplaatst.

Artikel 3.1.8.4

Het aanvaarden van een vergunning impliceert het voortdurende respecteren van volgende voorwaarden:

    • het vrijhouden van de ingangen van particuliere en openbare gebouwen;
    • de inname is beperkt tot de ruimte voor de eigen gevel;
    • het verzekeren van een vrije voetgangersdoorgang van tenminste 1,20m.;
    • installaties van openbaar of algemeen nut dienen te allen tijde goed bereikbaar te zijn.

De doorgang van de voetgangers wordt gemeten vanaf elke hindernis tot aan de grenslijn van de tegeltuin of plantenbak
Afhankelijk van de plaats en densiteit van het aantal voetgangers kan de burgemeester eventueel het behoud van een grotere vrije doorgang in de vergunning opleggen.

De breedte van het tegeltuintje mag maximaal 50 cm bedragen.

Artikel 3.1.8.5

De vergunning wordt op naam van de aanvrager afgeleverd en kan niet worden overgedragen aan derden, noch geheel of gedeeltelijk, noch voor een bepaalde duur.

Artikel 3.1.8.6

Het onderhoud van het tuintje of plantenbak en van de verharding er rond, valt ten laste van de bewoner, en moet in zulke staat worden onderhouden dat het geen hinder of gevaar oplevert voor het verkeer. De voorwerpen of planten mogen niet buiten de rand uitspringen en moeten derwijze onderhouden worden dat de vereiste minimum doorgang op gelijk welke hoogte vrij blijft. Klimplanten mogen niet voor de woning op het buurperceel of boven de kroonlijst uitsteken, tenzij de buren hier expliciet toestemming voor verlenen. Ze mogen geen raamopeningen bedekken.

Artikel 3.1.8.7

Alle dood of levend materiaal in het tegeltuintje of plantenbak verwerkt, blijft eigendom van de bewoner.

Artikel 3.1.8.8

De burgemeester kan omwille van redenen van openbare orde algemeen belang of werkzaamheden, bijkomende of strengere voorwaarden opleggen of de verwijdering van tegeltuinen en plantenbakken bevelen, en dit zonder enig recht op schadevergoeding.

Artikel 3.1.8.9

Bij het uitgraven van een tegeltuin moet de uitvoerder rekening houden met de aanwezigheid van nutsleidingen en zich op voorhand vergewissen van hun ligging. De ondergrondse nutsvoorzieningen mogen door de aanleg van tegeltuintjes geen hinder ondervinden.

Alle voorzieningen van openbaar nut zoals straatnaamborden en pictogrammen, moeten steeds zichtbaar blijven en bereikbaar zijn.

artikel 3.1.8.10

De uitgebroken betegeling wordt bij voorkeur gebruikt als afboording van een tegeltuin. Zoniet wordt zij bewaard voor de herstelling van het voetpad wanneer het tegeltuintje zou verdwijnen. De afboording mag min.5 cmen max.10 cmuitsteken boven de trottoirverharding.

Artikel 3.1.8.11

De vergunninghouder of zijn aangestelde moet te allen tijde de vergunning voor inname van het openbaar domein kunnen voorleggen aan de politie of een gevolmachtigde ambtenaar.

Artikel 3.1.8.12

Tegeltuinen of plantenbakken geplaatst zonder vergunning of waarvoor de vergunning werd geweigerd, worden beschouwd als wederrechtelijke inname van het openbaar domein en dienen onmiddellijk te worden verwijderd.
Bij niet verwijdering van de tegeltuin of plantenbak zal deze op kosten en risico van de overtreder ambtshalve verwijderd worden, zonder dat aanspraak kan gemaakt worden op enige schadeloosstelling, van welke aard ook.
De vergunninghouder wordt aansprakelijk gesteld voor alle schade aan het openbaar domein of die het gemeentebestuur of een derde lijdt door het verzuim of niet tijdig wegnemen van het tegeltuintje of de plantenbak. 

Artikel 3.1.8.13

Eventuele herstellingen aan het trottoir tengevolge van de aanwezigheid van een tegeltuin of plantenbak zullen door de bevoegde gemeentedienst gebeuren op kosten van de vergunninghouder. De vergunninghouder verbindt er zich toe onverwijld elke verzakking of andere beschadiging mede te delen en zelf voorlopig de nodige veiligheidsmaatregelen te treffen.

Artikel 3.1.8.14

De vergunninghouder is burgerrechtelijk aansprakelijk voor alle ongevallen die zouden voortspruiten uit de aanwezigheid van het tegeltuintje of de plantenbak. Hij zal de door de bevoegde gemeentedienst opgelegde herstellingswerken of aanpassingswerken, op eerste verzoek, onmiddellijk uitvoeren. De vergunninghouder vrijwaart de gemeente tegen alle vorderingen die tegen haar door derden zouden worden ingesteld als gevolg van de verleende vergunning.

Artikel 3.1.8.15

Mogelijke schade, veroorzaakt door het uitgraven van een tegeltuintje, aan leidingen en nutsbedrijven vallen ten laste van de uitvoerder. De vergunninghouder moet zich op voorhand tot de te wenden, teneinde de ligging van deze leidingen te kennen. 

Artikel 3.1.8.16

Het gemeentebestuur kan op geen enkele wijze, hoe dan ook , verantwoordelijk worden gesteld en/of tot enige schadevergoeding worden verplicht, indien de (her)aanleg van de straat en/of voetpaden de verwijdering van de tegeltuin(en) inhoudt.

Artikel 3.1.8.17

Door het verlenen van de vergunning kan het gemeentebestuur nooit aansprakelijk gesteld worden voor gelijk welke beschadiging veroorzaakt aan de tegeltuin.

  • Nieuwe tekst:

3.1.8. Tegeltuinen en plantenbakken

Artikel 3.1.8.1

De ingebruikname van het openbaar domein door middel van een tegeltuin of plantenbakken is slechts toegelaten mits een voorafgaande melding van de aanleg bij het college van burgemeester en schepenen waarbij de melder zich akkoord verklaart met de artikels opgenomen onder sectie ‘3.1.8 Tegeltuinen en plantenbakken’ van dit reglement. De melding gebeurt door de bewoner van het huis waarvoor het tegeltuintje gerealiseerd wordt. Wanneer het huis verkocht wordt, is de nieuwe bewoner verantwoordelijk voor de tegeltuin en/of de plantenbakken.

Artikel 3.1.8.2

Bij de aanleg van een tegeltuin houdt de bewoner, die automatisch beschouwd wordt als de uitvoerder, zich aan de volgende voorwaarden:

    • alleen de tegels noodzakelijk voor de aanleg van de tegeltuin worden verwijderd;
    • ingangen van particuliere en openbare gebouwen worden vrijgehouden;
    • de inname is beperkt tot de ruimte voor de eigen gevel;  
    • een vrije voetgangersdoorgang van tenminste 1,20 m wordt verzekerd. De doorgang van de voetgangers wordt gemeten vanaf elke hindernis tot aan de grenslijn van de tegeltuin of plantenbak. Afhankelijk van de plaats en densiteit van het aantal voetgangers kan het college van burgemeester en schepenen eventueel het behoud van een grotere vrije doorgang opleggen;
    • alle installaties van openbaar of algemeen nut dienen ten allen tijde zichtbaar te blijven en goed bereikbaar te zijn;
    • bij het uitgraven van een tegeltuin houdt de bewoner rekening met de aanwezigheid van nutsleidingen. De ondergrondse nutsvoorzieningen mogen door de aanleg van tegeltuintjes geen hinder ondervinden;
    • de uitgebroken betegeling wordt gebruikt voor het afboorden van de tegeltuin. De afboording mag min. 5 cm en max. 10 cm uitsteken boven de trottoirverharding. De overschot van de tegels wordt bewaard voor de herstelling van het voetpad wanneer de tegeltuin zou verdwijnen.

Artikel 3.1.8.3

De bewoner blijft steeds verantwoordelijk voor een correcte plaatsing, zelfs als de plantenbakken door anderen worden verplaatst.

Artikel 3.1.8.4

Alle dood of levend materiaal in het tegeltuintje of plantenbak verwerkt, blijft eigendom van de bewoner van het huis waarvoor de melding werd gedaan 

Artikel 3.1.8.5

Indien de tegeltuin niet conform aangelegd is volgens de voorwaarden onder artikel 3.1.8.2, is de bewoner burgerrechtelijk aansprakelijk voor alle ongevallen die zouden voortspruiten uit de aanwezigheid van het tegeltuintje of de plantenbak. Hij/zij zal de door de bevoegde gemeentedienst opgelegde herstellingswerken of aanpassingswerken, op eerste verzoek, onmiddellijk uitvoeren. De bewoner vrijwaart de gemeente tegen alle vorderingen die tegen haar door derden zouden worden ingesteld als gevolg van de aanleg van een niet conform de voorwaarden aangelegde tegeltuin.

Artikel 3.1.8.6

Tegeltuinen of plantenbakken die niet conform geplaatst werden volgens de voorwaarden onder artikel 3.1.8.2, worden beschouwd als wederrechtelijke inname van het openbaar domein en dienen te worden verwijderd. Bij niet verwijdering van de tegeltuin of plantenbak zal deze op kosten en risico van de overtreder ambtshalve verwijderd worden, zonder dat aanspraak kan gemaakt worden op enige schadeloosstelling, van welke aard ook. De bewoner wordt aansprakelijk gesteld voor alle schade aan het openbaar domein of die het gemeentebestuur of een derde lijdt door het verzuim of niet tijdig wegnemen van het tegeltuintje of de plantenbak.

Artikel 3.1.8.7

Eventuele herstellingen aan het trottoir ten gevolge van de aanwezigheid van een tegeltuin of plantenbak zullen door de bevoegde gemeentedienst gebeuren op kosten van de bewoner. De bewoner verbindt er zich toe onverwijld elke verzakking of andere beschadiging mede te delen en zelf voorlopig de nodige veiligheidsmaatregelen te treffen.

Artikel 3.1.8.8

Mogelijke schade, veroorzaakt door het uitgraven van een tegeltuintje, aan leidingen en nutsbedrijven vallen ten laste van de uitvoerder. De uitvoerder moet zich op voorhand tot de bevoegde gemeentedienst wenden, teneinde de ligging van deze leidingen te kennen.

Artikel 3.1.8.9

Het onderhoud van het tuintje of plantenbak en van de verharding er rond, valt ten laste van de bewoner en moet in zulke staat worden onderhouden dat het geen hinder of gevaar oplevert voor het verkeer. De voorwerpen of planten mogen niet buiten de rand uitspringen en moeten derwijze onderhouden worden dat de vereiste minimum doorgang op gelijk welke hoogte vrij blijft. Klimplanten mogen niet voor de woning op het buurperceel of boven de kroonlijst uitsteken, tenzij de buren hier expliciet toestemming voor verlenen. Ze mogen geen raamopeningen bedekken. Er worden geen planten met stekels en doornen gebruikt in de tegeltuin.

Artikel 3.1.8.10

Het gemeentebestuur kan op geen enkele wijze, hoe dan ook, verantwoordelijk worden gesteld en/of tot enige schadevergoeding worden verplicht, indien de (her)aanleg van de straat en/of voetpaden de verwijdering van de tegeltuin(en) inhoudt.

Artikel 3.1.8.11

Het college van burgemeester en schepenen kan omwille van redenen van openbare orde, algemeen belang of werkzaamheden bijkomende of strengere voorwaarden opleggen of de verwijdering van tegeltuinen en plantenbakken bevelen, en dit zonder enig recht op schadevergoeding.

Art. 5.4.10.1.1 - 5.4.10.2.7: Toevoeging nieuw artikel

5.4.10 Selectieve inzameling van GFT

5.4.10.1 Inzameling

Artikel 5.4.10.1.1

Het GFT zal tweewekelijkse huis-aan-huis worden ingezameld langsheen de voor de ophaler toegankelijke straten, wegen en pleinen, op de door IVAREM, in overleg met het college van burgemeester en schepenen, bepaalde tijdstippen. De data van de ophalingen zijn raadpleegbaar via de door de gemeente verspreide afvalkalender en via de app en website van IVAREM.

Artikel 5.4.10.1.2

Particuliere huishoudens en/of exploitanten kunnen door IVAREM, in overleg met het college van burgemeester en schepenen, verplicht worden of de toelating krijgen gebruik te maken van een collectief inzamelsysteem. Dit bevel of deze toelating wordt schriftelijk aan de betrokken particuliere huishoudens en/of exploitanten overgemaakt. Een afschrift van dit bevel of deze toelating wordt ter kennisgeving overgemaakt aan het gemeentebestuur.

Artikel 5.4.10.1.3

De ophaling gebeurt door IVAREM of door een aangestelde daarvan. GFT mag niet worden meegegeven met andere inzamelingen.

Artikel 5.4.10.1.4

Het is verboden voor de verwijdering van gft-gebruik te maken van een recyclagepark.

5.4.10.2 Wijze van aanbieding

Artikel 5.4.10.2.1

GFT moet worden aangeboden in de door IVAREM ter beschikking gestelde inzamelcontainer waarvoor voldoende provisie betaald is om de contantbelasting te dekken, zoals bepaald in het gemeentelijk contantbelastingsreglement. Dit recipiënt is een gezinscontainer, zijnde een inzamelrecipiënt met een inhoudsvolume van 40 of 140 liter.

Artikel 5.4.10.2.2

Mits toelating of bevel wordt voor de inzameling van het gft-gebruik gemaakt van een collectief inzamelsysteem. Enkel houders van een badge, die voldoende provisie betaald hebben, kunnen ten persoonlijke titel gebruik maken van een collectief inzamelsysteem.

Artikel 5.4.10.2.3

De inzamelcontainer moet zorgvuldig gesloten worden.

Artikel 5.4.10.2.4

Het GFT dient te worden aangeboden in een toestand die geen risico inhoudt voor de veiligheid en/of gezondheid van de ophaler.

Artikel 5.4.10.2.5

De aangeboden afvalstoffen mogen niet zodanig in de inzamelcontainer/collectief inzamelsysteem gepropt worden dat deze niet automatisch kan geledigd worden of vastzitten in het doseersysteem.

Artikel 5.4.10.2.6

Het is verboden een groter volume afvalstoffen dan het gekozen volume in het collectief inzamelsysteem te deponeren.

Artikel 5.4.10.2.7

De inzamelcontainer is eigendom van IVAREM. De inzamelcontainer wordt ter beschikking gesteld van een aansluitpunt. De wijze en de modaliteiten van terbeschikkingstelling worden bepaald door IVAREM.

Artikel 5.4.10.2.8

De inzamelcontainer blijft te allen tijde verbonden aan het adres van het aansluitpunt waarvan hij ter beschikking is gesteld.

Artikel 5.4.10.2.9

Iedere containerhouder is als een “goede huisvader” verantwoordelijk voor het gepaste gebruik en het onderhoud van de inzamelcontainer. Dit impliceert enerzijds dat de inzamelcontainer uitsluitend gebruikt mag worden ten behoeve van de inzameling van GFT en anderzijds dat de inzamelcontainer periodiek gereinigd moet worden.

Artikel 5.4.10.2.10

Ingeval van beschadiging, verlies of diefstal van de inzamelcontainer, moet de containerhouder IVAREM hiervan onverwijld in kennis stellen met het oog op herstelling of vervanging. De herstelling of vervanging geschiedt volgens de modaliteiten die bepaald worden door IVAREM.

Artikel 5.4.10.2.11

Het collectief inzamelsysteem is eigendom van IVAREM. Het collectief inzamelsysteem wordt ter beschikking gesteld van een aansluitpunt. De wijze en de modaliteiten van terbeschikkingstelling worden bepaald door IVAREM.

Art. 6.1.8: Toevoeging nieuw artikel

Artikel 6.1.8 Ordeverstoring

Het is verboden om iemand die drager is van het openbaar gezag of van de openbare macht of die met een openbare hoedanigheid is bekleed, door woorden of daden te beledigen in zijn hoedanigheid of wegens zijn bediening, en dit in een van de omstandigheden in artikel 444SWB bepaald, zijnde: 

    • hetzij in openbare bijeenkomsten of plaatsen;
    • hetzij in tegenwoordigheid van verscheidene personen, in een plaats die niet openbaar is, maar toegankelijk voor een aantal personen die het recht hebben er te vergaderen of ze te bezoeken;
    • hetzij om het even welke plaats, in tegenwoordigheid van de beledigde en voor getuigen;
    • hetzij tenslotte door geschriften, die niet openbaar gemaakt, maar aan verscheidene personen toegestuurd of meegedeeld worden (art 448 SWB).hetzij door geschriften, al dan niet gedrukt, door prenten of zinnebeelden, die aangeplakt, verspreid of verkocht, te koop geboden of openlijk tentoongesteld worden.

Art. 6.1.9: Toevoeging nieuw artikel

Artikel 6.1.9 Ontucht en/of prostitutie

Het is verboden om, zelfs op bedekte wijze en ongeacht het profijt, huizen, kamers of welke inrichting ook te gebruiken en/of te laten gebruiken voor ontucht en/of prostitutie wanneer dit aanleiding geeft tot openbare ordeverstoring (met inbegrip van overlast), zoals: 

    • het rondhangen of het zich ophouden van (potentiële) klanten in de onmiddellijke omgeving 
    • het aanspreken of lokken van voorbijgangers 
    • het verhinderen van de doorgang op straat 
    • het verhandelen van geld of het maken van prijsafspraken buiten het huis of de kamer/inrichting 
    • het veroorzaken van geluidshinder
    • het aan –en afrijden van voertuigen in de buurt 
    • het kortstondig bezoeken van het huis, kamer/inrichting door verschillende personen. 

§2 Het is eveneens verboden om in de onmiddellijke omgeving van scholen en gebouwen van de eredienst, zelfs op bedekte wijze, huizen, kamers of welke inrichting ook te gebruiken en/of te laten gebruiken voor ontucht en/of prostitutie. 

Art. 6.4.5: vervanging van art. 3.7.1.2, 3.7.1.3 en 5.2.1

  • Huidige tekst:

Artikel 3.7.1.2

Het is verboden zonder voorafgaandelijke en schriftelijke toelating van de burgemeester vuur te maken in de openbare ruimte. Het is verboden de buurt te storen met rook, geuren of uitwasemingen van welke bron dan ook, alsook met stof of projectielen van allerlei aard.

Artikel 3.7.1.3

Onverminderd artikel 3.7.1.2 zijn barbecues toegelaten in private tuinen en enkel als er gebruik wordt gemaakt van vaste of mobiele barbecuestellen.

Artikel 5.2.1

Met behoud van de toepassing van het Veldwetboek, het Bosdecreet van 13 juni 1990 en het decreet Natuurbehoud van 21 oktober 1997, is de verbranding in open lucht van welke stoffen ook verboden, behalve als het gaat om:

1° het maken van vuur in open lucht in bos- en natuurgebieden, als beheermaatregel wanneer afvoer of verwerking ter plaatse van het biomassa-afval niet mogelijk is. Die activiteit mag pas plaatsvinden als de gemeentelijke overheid schriftelijke toestemming heeft gegeven of als die activiteit als beheermaatregel is opgenomen in een goedgekeurd beheerplan of vergund door het Agentschap voor Natuur en Bos zoals voorzien in het Bosdecreet en het decreet Natuurbehoud;

° de verbranding in open lucht van plantaardige afvalstoffen die afkomstig zijn van eigen bedrijfslandbouwkundige werkzaamheden, als afvoer of verwerking ter plaatse van het biomassa-afval niet mogelijk is;

3° de verbranding in open lucht van plantaardige afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van landschapselementen, als afvoer of verwerking ter plaatse van het biomassa-afval niet mogelijk is;

4° de verbranding in open lucht van plantaardige afvalstoffen als dat vanuit fytosanitair oogpunt noodzakelijk is;

5° het verbranden van droog onbehandeld hout bij het maken van een kampvuur;

6° het verbranden van droog onbehandeld hout of een vaste fossiele brandstof in een sfeerverwarmer;

7° het verbranden van dierlijk afval, in overeenstemming met de bepalingen, vermeld in artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 juni 2013 betreffende dierlijke bijproducten en afgewerkte producten. Die activiteit mag pas plaatsvinden met schriftelijke toestemming van de toezichthouder;

8° het verbranden van droog brandbaar materiaal, met uitzondering van afvalstoffen, droog onbehandeld hout en onversierde kerstbomen met vrije kluit in het kader van folkloristische evenementen. Die activiteit mag pas plaatsvinden als de gemeentelijke overheid schriftelijke toestemming heeft gegeven en de activiteit op een afstand van meer dan 100 meter van bewoning plaatsvindt;9° de verbranding in open lucht, met uitzondering van afvalstoffen, in het kader van blusoefeningen, uitgevoerd door de brandweer van een gemeente, regio of bedrijf of door de civiele bescherming.

  • Nieuw artikel:

Artikel 6.4.5 Vuur en geur- en rookhinder

Het is verboden te stoken of vuur te maken in open lucht behoudens

    1. toelating van de burgemeester omwille van sociale en/of culturele motieven tot het houden van een vreugdevuur (zoals o.a. kampvuur, kerstboomverbranding,…). In die gevallen kan alleen onbehandeld hout worden verbrand. Behandeld hout (geverfd, geïmpregneerd) moet steeds worden afgevoerd naar bv. het recyclagepark.
    2. vergunning van de dienst Plantenbescherming van het Ministerie van Landbouw voor het verbranden van gecontamineerd of ziek hout.
    3. vergunning van het Agentschap van Natuur en Bos voor het verbranden van houtafval wanneer een kapvergunning werd bekomen.
    4.  het houden van barbecues in private tuinen.
    5.  vuurkorven met onbehandeld hout.

Het is verboden de buurt te storen met rook, geuren of uitwasemingen van welke bron dan ook, alsook met stof of projectielen van allerlei aard. Indien men activiteiten uitvoert waarbij rook, geuren of uitwasemingen van welke bron dan ook, die buren kunnen hinderen of de lucht kunnen verontreinigen ontstaan, is men ertoe gehouden alle mogelijke maatregelen te treffen om de hinder naar de omwonenden te vermijden of zoveel mogelijk te beperken. De stoker, degene die toezicht houdt en de eigenaar van het perceel waar vuur gemaakt wordt, moeten gevolg geven aan het eerste verzoek van de politie om het vuur te doven. De bepalingen van het veldwetboek blijven eveneens van toepassing. Zowel op openbaar domein als binnen private eigendommen op het grondgebied van de gemeente is het verboden om in open lucht Thaise lampionnen of onbemande (wens)ballonnen die werken door middel van een permanente open vlam, op te laten.

Art. 9.2.3 - 9.2.4 : toevoeging nieuw artikel

Artikel 9.2.3.  

Kunnen gestraft worden met de respectievelijke straffen bepaald in het strafwetboek (art 284) of met een administratieve geldboete van maximum 500 euro hij die opzettelijk zegels verbreekt die gelegd werden overeenkomstig artikel 133ter van de Nieuwe Gemeentewet.

Artikel 9.2.4.  

Kunnen gestraft worden met de respectievelijke straffen bepaald in het strafwetboek (art 286) of met een administratieve geldboete van maximum 500 euro hij die opzettelijk zegels verbreekt, die gelegd werden overeenkomstig artikel 133ter van de Nieuwe Gemeentewet op zaken van iemand van iemand die verdacht, beklaagd of beschuldigd was van een misdaad waarop levenslange opsluiting of levenslange hechtenis, opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar of hechtenis van twintig jaar tot dertig jaar is gesteld, of van iemand die tot een van die straffen was veroordeeld.

Artikel 1.7.1 - 10.7.14: Invoeging

10.7.     Horeca Inrichting

Artikel 10.7.1

Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:  

    • Vaste horeca-inrichting: elke plaats of lokaliteit waar voeding en/of drank van welke aard ook voor gebruik ter plaatse wordt verkocht of (gratis) verstrekt;
    • Occasionele horeca-inrichting: de vooraf als dusdanig aangegeven drankgelegenheid die, naar aanleiding van om het even welke gebeurtenis van voorbijgaande aard, ten hoogste tienmaal per jaar en telkens voor niet langer dan vijftien opeenvolgende dagen worden gehouden. Drankgelegenheden gehouden op tentoonstellingen en op jaarbeurzen worden geacht occasionele horeca inrichtingen te zijn, voor de gehele duur van de tentoonstelling of jaarbeurs, ongeacht de hoedanigheid van de exploitant;
    • Exploitant: de natuurlijke persoon of personen, de feitelijke vereniging, of de rechtspersoon, ongeacht hun eventuele hoedanigheid van handelaar, die in enige hoedanigheid en/of voor eigen rekening en risico, een werkzaamheid uitoefent die erin bestaat of er mede in bestaat een horecazaak te exploiteren. Ook uitbater genoemd. Met exploiteren wordt ook bedoeld het openen, het heropenen, de overname en de aanpassing van een horecazaak. 
    • Feitelijke verantwoordelijke: de natuurlijke persoon die voor rekening en risico van de exploitant de publiek toegankelijke inrichting uitbaat.

Artikel 10.7.2

De opening en uitbating van een vaste horeca-inrichting is onderworpen aan een voorafgaandelijke en schriftelijke uitbatingsvergunning vanwege de burgemeester. Onverminderd de naleving van andere federale, regionale of lokale bepalingen van toepassing op de publiek toegankelijke inrichtingen zijn occasionele horeca-inrichtingen van dergelijke vergunningsplicht vrijgesteld.

Artikel 10.7.3

Voor het verkrijgen van een uitbatingsvergunning dient de exploitant een digitale aanvraag in bij de burgemeester aan de hand van het daartoe voorziene aanvraagformulier, overeenkomstig de bepalingen opgenomen op de gemeentelijke website. 

Artikel 10.7.4

Een exploitant moet voor het openen, het openhouden of het heropenen van een horecazaak in het bezit zijn van de uitbatingsvergunning zoals bepaald in §1 van dit artikel.

Gedurende de behandeling van de aanvraag, met inbegrip van het voorafgaandelijk administratief onderzoek zoals omschreven in artikel 10.7.4 van deze verordening, mogen er onder geen enkele vorm horeca-activiteiten plaatsvinden en/of maaltijden en dranken voor afhaal en/of levering worden aangeboden in de inrichting.

Het verbod op het aanbieden van afhaalmaaltijden- en dranken tijdens de behandeling van de aanvraag van de uitbatingsvergunning zoals bepaald in het vorige lid van deze paragraaf is niet van toepassing op:

    • Inrichtingen die op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze paragraaf reeds maaltijden en dranken voor afhaal en/of levering aanbieden;
    • Inrichtingen die openden na de inwerkingtreding van deze paragraaf en waar minstens gedurende een periode van 6 maanden enkel maaltijden en dranken voor afhaal en/of levering werden aangeboden.

Artikel 10.7.5

De uitbatingsvergunning kan enkel worden verleend na een administratief onderzoek dat volgende componenten bevat:

a) Een onderzoek naar de naleving van de verzekeringsverplichtingen zoals omschreven door de wet betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen; 

b) Een brandveiligheidsonderzoek: een onderzoek of de vestigingseenheid voldoet aan de minimumnormen inzake brandpreventie zoals omschreven in de Politieverordening Hulpverleningszone Rivierenland houdende maatregelen tot het voorkomen en bestrijden van brand in publiek toegankelijke inrichtingen, zoals goedgekeurd door de gemeenteraad. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de brandweer; 

c) Een omgevingsonderzoek: een onderzoek naar de naleving van de geldende stedenbouwkundige - en milieuvoorwaarden en het beschikken over de benodigde vergunningen, zowel op gemeentelijk als op Vlaams en federaal niveau. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de (inter-) gemeentelijke diensten;

d) Een onderzoek naar de mogelijke verstoring van de openbare orde, veiligheid en rust door de horeca-inrichting en naar eventuele aanbevelingen om deze verstoring te voorkomen. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de lokale politie; 

Dit omvat tevens een onderzoek om na te gaan of de exploitant of een persoon die betrokken is bij de exploitatie al eerder betrokken was bij de exploitatie van een publiek toegankelijke inrichting waar een bestuurlijke maatregel of een gemeentelijke administratieve sanctie aan werd opgelegd.

e) Een onderzoek naar de vestigingsformaliteiten als ondernemer (inclusief beroepskaart) of enige andere vergunning die wettelijk voorgeschreven is;

f) Een financieel onderzoek: dit onderzoek wordt verricht door de lokale politie of de daartoe bevoegde diensten en bestaat uit:

    • een onderzoek naar de betaling van alle verschuldigde niet-betwiste vorderingen, van welke aard ook, die betrekking hebben op de exploitatie en de exploitant;
    • een onderzoek naar de herkomst van de gelden waarmee investeringen worden gedaan in de publiek toegankelijke inrichting en/of waarmee de aankoop gefinancierd wordt;
    • een onderzoek of er ernstige aanwijzingen zijn van fraude

g) Een moraliteitsonderzoek: dit onderzoek wordt verricht door de lokale politie en bestaat uit:

    • Een onderzoek naar vaststellingen en/of veroordelingen, al dan niet met uitstel, opschorting, of eenvoudige schuldverklaring, voor inbreuken op de zedelijkheid voor het exploiteren van een drankgelegenheid zoals bepaald in het Koninklijk besluit van 3 april 1953 tot samenordening van de wetsbepalingen inzake de slijterijen van gegiste dranken en in de wet van 28 december 1983 betreffende de vergunning voor het verstrekken van sterke drank 
    • Een onderzoek naar vaststellingen en/of veroordelingen, al dan niet met uitstel, opschorting, of eenvoudige schuldverklaring, voor inbreuken op de mensenhandel, zoals bedoeld in hoofdstuk III ter van Titel VIII  van boek II van het Strafwetboek;  
    • Een onderzoek naar recente – tijdens de drie voorgaande jaren - vaststellingen en/of veroordelingen, al dan niet met uitstel, opschorting, of eenvoudige schuldverklaring, voor inbreuken op de wet op het racisme en/of de xenofobie en/of tegen de drugswetgeving en/of wegens daden van weerspannigheid ten overstaan van politie of andere overheidsdiensten; 
    • Een onderzoek of er ernstige aanwijzingen zijn van fraude; 
    • Een onderzoek of er ernstige aanwijzingen voorhanden zijn dat in de private doch voor het publiek toegankelijke plaats, herhaaldelijk illegale activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op de verkoop, de aflevering of het vergemakkelijken van het gebruik van gifstoffen slaapmiddelen, verdovende middelen, psychotrope stoffen, antiseptica of stoffen die gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen, waardoor de openbare veiligheid en rust in het gedrang komt; 
    • Een onderzoek naar vaststellingen van en veroordelingen voor inbreuken op wettelijke verplichtingen die verband houden met of naar aanleiding van de exploitatie, zoals de niet naleving van vestigingsvoorwaarden, persoonsgebonden beroepsuitoefeningsvoorwaarden (o.m. leeftijd, verblijfskaart, beroepskaart, leurderkaart, arbeidskaart), administratieve verplichtingen t.a.v. de Kruispuntbank van Ondernemingen, sociaal- en arbeidsrechtelijke verplichtingen van de personen die op enigerlei wijze deelnemen aan de exploitatie (o.m. aangifte en bijdrageplicht sociale zekerheid),  boekhoudkundige en fiscale verplichtingen, vennootschapsrechtelijke verplichtingen, vergunningen, erkenningen en toelatingen met betrekking tot de beroepsuitoefening, de regelgeving met betrekking tot de openingsuren, voedselveiligheid, rookverbod, vzw’s e.a.

Dit financieel- en moraliteitsonderzoek wordt, al naargelang het geval, uitgevoerd op de voor het publiek toegankelijke plaats, op de exploitant, op de organen en/of vertegenwoordigers van de exploitant en op de natuurlijke personen die in feite belast zijn met de exploitatie. Deze onderzoeken kunnen uitgebreid worden tot alle natuurlijke personen die betrokken zijn bij de exploitatie. Deze personen dienen meerderjarig te zijn en een uittreksel uit het strafregister voor te leggen van het land van de woonplaats of een hieraan gelijkwaardig document, desgevallend behoorlijk beëdigd vertaald. 

Voor andere personen die in welke hoedanigheid ook, deelnemen of zullen deelnemen aan de exploitatie van de instelling, dient de exploitant te verklaren dat niemand van hen valt onder de hierboven vermelde weigeringsgronden. Alle voormelde personen dienen het bewijs te leveren van hun identiteitsgegevens, met inbegrip van een officiële woonplaats. 

De burgemeester kan steeds alle nuttige inlichtingen inwinnen bij de politie en/of parket en beslist discretionair of het resultaat van het financieel- en/of moraliteitsonderzoek zwaarwichtig genoeg is om de vergunning al dan niet te weigeren en/of in te trekken waarbij hij steeds het gevaar voor de openbare orde voor ogen zal houden. 

Artikel 10.7.6

§1. Bij de aanvraag tot het verkrijgen van een uitbatingvergunning dient te worden gevoegd:

    • een kopie van de identiteitskaart van de exploitant;
    • een kopie van de identiteitskaart van de feitelijke verantwoordelijke(n);
    • het telefoonnummer en e-mailadres waarop de exploitant en de feitelijke verantwoordelijke(n) te bereiken zijn;
    • een kopie van het uittreksel inschrijving KBO met een ondernemingsnummer uitgereikt door een ondernemingsloket;
    • een uittreksel uit het strafregister volgens artikel 596, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering (vroeger: model 2) van de exploitant, van de organen en/of vertegenwoordigers van de exploitant, alsook van de feitelijke verantwoordelijke(n) (voor het moraliteitsonderzoek). Dit uittreksel mag niet ouder zijn dan 3 maanden na datum van opmaak. In voorkomend geval een uittreksel uit het strafregister van het land van de woonplaats of een hieraan gelijkwaardig document desgevallend behoorlijk vertaald door een beëdigd vertaler.

Op basis van deze stukken vraagt de burgemeester een advies aan de politie. Binnen de tien werkdagen na ontvangst van de aanvraagstukken bij de politie, adviseert de politie aan de burgemeester om:

    • ofwel de uitbatingsvergunning af te leveren, op voorwaarde van een positieve beoordeling betreffende de onderzoeken zoals vermeld in artikel 197 b), c), d), e) en g) van deze verordening;
    • ofwel een verder moraliteitsonderzoek en financieel onderzoek te laten uitvoeren.

§2. In geval op advies van de politie door de burgemeester besloten wordt om een uitgebreid moraliteitsonderzoek en financieel onderzoek uit te voeren, zal de burgemeester bij de aanvrager, indien van toepassing, volgende bijkomende stukken opvragen:

    • een overzicht van alle (rechts)personen die in welke hoedanigheid ook betrokken zijn bij de exploitatie van de publiek toegankelijke inrichting, met opgave van de naam, de voornaam, de nationaliteit en het arbeidsstatuut (werknemer/zelfstandige/vrijwilliger) evenals een kopie van de identiteitskaart en een bewijs van aansluiting/aangifte bij de sociale zekerheid van al deze (rechts)personen indien dit wettelijk verplicht is;
    • een bewijs dat de exploitant de aangevraagde locatie rechtmatig kan gebruiken voor de exploitatie van de publiek toegankelijke inrichting (zoals een kopie van de aankoopakte van het pand of een kopie van de huurovereenkomst voor de aangevraagde locatie);
    • in voorkomend geval, een opgave van de geraamde investeringen in het pand, met bijhorend(e) plan(s);
    • een kopie van het aanslagbiljet van de directe belastingen van de voorbije zeven jaar, alsmede eventueel andere documenten waaruit blijkt dat de exploitant over voldoende financiële draagkracht beschikt om de investering te financieren;
    • indien de investeringen gefinancierd worden met een lening: een kopie van de leningsovereenkomst;
    • een kopie van het geldende UBO-register (register van uiteindelijke begunstigden ingevoerd door de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten) met alle wettelijk verplicht te vermelden gegevens;
    • een kopie van het actuele aandeelhoudersregister;
    • een attest van de FOD Financiën waaruit blijkt of er al dan niet nog bedragen verschuldigd (zouden kunnen) zijn inzake belastingen en taksen, boeten en interesten door (i) de exploitant, en in het geval dat de exploitant een rechtspersoon is, van (ii) haar organen en/of vertegenwoordigers. Dit attest mag op de dag van de aanvraag niet ouder zijn dan één maand;
    • een kopie van alle verplichte periodieke btw-aangiften voor de periode van 24 maanden voorafgaand aan de aanvraag of voor de periode vanaf de oprichting van de onderneming tot de aanvraag van de uitbatingsvergunning, indien deze korter is dan 24 maanden;
    • een kopie van de btw-rekening-courant die op de dag van de aanvraag niet ouder is dan 7 kalenderdagen. Indien de rekening-courant op nul werd gezet of definitief werd afgesloten, dient een kopie van de bijzondere rekening toegevoegd te worden, die op de dag van de aanvraag niet ouder is dan 7 kalenderdagen;
    • een kopie van de laatste verplicht op te stellen (interne) jaarrekening, ongeacht de verplichting tot neerlegging en/of publicatie;
    • een overzicht van alle oprichtingskosten en investeringen, evenals alle financieringsbronnen die hiervoor aangewend werden of worden met opgave van een onderscheid tussen eigen vermogen en vreemd vermogen, inclusief stavingsstukken voor de financieringsbronnen, en met opgave van de bankrekeningnummers die gebruikt (zullen) worden voor de exploitatie.

Artikel 10.7.7

In kader van de aanvraag, gedurende het voorafgaandelijk administratief onderzoek en gedurende de uitbating kan de gemeente bepalen dat nader te bepalen documenten en inlichtingen overhandigd moeten worden.

Artikel 10.7.8

Het dossier is slechts ontvankelijk wanneer alle hiervoor vermelde documenten in artikel 10.7.6 en, in voorkomend geval, in art… bij de aanvraag gevoegd zijn. Zo nodig worden ontbrekende stukken opgevraagd. Binnen een termijn van 60 kalenderdagen na de melding van een ontvankelijke aanvraag wordt door de burgemeester een beslissing genomen over het afleveren dan wel weigeren van een uitbatingsvergunning. Indien gerechtvaardigd door de complexiteit van het dossier, mag deze termijn éénmaal worden verlengd met maximaal dezelfde duur.

Een nieuwe aanvraag van dezelfde exploitant, voor dezelfde locatie en voor dezelfde bestemming, volgend op een onontvankelijke of geweigerde aanvraag of op een ingetrokken uitbatingsvergunning, kan ten vroegste zes maanden na de datum vermeld in de beslissing tot onontvankelijkheid, weigering of intrekking, ingediend worden.

Artikel 10.7.9

De burgemeester weigert de uitbatingsvergunning als:

    • niet voldaan is aan de wettelijke of reglementaire bepalingen en voorwaarden van toepassing op de inrichting; 
    • controle door de ambtenaar van de gemeente en/of de politie wordt verhinderd;
    • de aanvraag onjuiste gegevens bevat;
    • de openbare orde, de openbare rust en/of de openbare gezondheid gevaar loopt.

Artikel 10.7.10

§1. De uitbatingsvergunning is geldig vanaf de ondertekening van de uitbatingsvergunning door de burgemeester.

§2. Deze politieverordening en in het bijzonder de voorwaarden vermeld in art. 10.7.4 dienen nageleefd te worden zolang de uitbating duurt.

§3. De burgemeester kan beslissen om de uitbatingsvergunning te beperken in de tijd en/of bepaalde voorwaarden te koppelen aan de uitbatingsvergunning, afhankelijk van de specifieke omstandigheden, zoals de aard of de ligging van de horecazaak. Bijzondere voorwaarden kunnen onder meer zijn: de verplichte installatie van één of meerdere bewakingscamera’s, inzet van bewakingsagenten, etc…

Artikel 10.7.11

De uitbatingsvergunning vervalt van rechtswege: 

    • indien de exploitant of zijn aangestelde(n) definitief veroordeeld is tot één van de misdrijven voorzien in het Koninklijk besluit van 3 april 1953 tot samenordening van de wetsbepalingen inzake de slijterijen van gegiste dranken en in de wet van 28 december 1983 betreffende de vergunning voor het verstrekken van sterke drank;
    • op het moment dat de exploitatie van de inrichting voor een periode van langer dan zes maanden feitelijk is onderbroken;
    • in geval van faillissement;
    • in geval van een veroordeling tot gerechtelijke sluiting; 
    • in geval van een gerechtelijk beroepsverbod voor de exploitant, een rechtspersoon of één van zijn organen;
    • in geval van ontbinding van de rechtspersoon;
    • in geval van schrapping of stopzetting van de exploitant of van de betrokken vestiging die blijkt uit de gegevens van de Kruispuntbank van Ondernemingen.

Artikel 10.7.12

§1. De uitbatingsvergunning wordt afgeleverd aan een exploitant voor een welbepaalde vestigingseenheid. De vergunning kan niet worden overgedragen aan een andere exploitant of naar een andere vestigingseenheid. Bij iedere wijziging van locatie of wijziging met betrekking tot de uitbater dient er een nieuwe uitbatingsvergunning te worden aangevraagd. 

§2. In afwijking op §1 van dit artikel is er geen nieuwe aanvraag vereist indien: 

    • een exploitant reeds over een uitbatingsvergunning beschikt en zijn uitbating wijzigt onder de vorm van natuurlijk persoon tot uitbating onder de vorm van vennootschap of in omgekeerde volgorde op dezelfde locatie.
    • de exploitant reeds over een uitbatingsvergunning beschikt en louter het bestuursorgaan van de rechtspersoon wijzigt. In dit laatste geval moet wel een nieuw uittreksel uit het strafregister ingediend worden.
    • enkel de naam van horecazaak wijzigt. In dit geval volstaat het om dit aan de bevoegde dienst te melden. 

Artikel 10.7.13

De exploitant is verplicht te melden aan de burgemeester wanneer zijn horeca inrichting definitief sluit. De exploitant is tevens verplicht alle wijzigingen in de instelling die een verandering uitmaken ten opzichte van de veiligheid, en alle wijzigingen van gegevens opgegeven in de aanvraag, met inbegrip van elke bestemmingswijziging, onmiddellijk schriftelijk te melden aan de burgemeester.

Artikel 10.7.14

§1. De uitbatingsvergunning moet steeds aanwezig zijn in de zaak en zichtbaar worden aangebracht aan de inrichting, zodat ze leesbaar is vanop de openbare ruimte.

§2. Onverminderd de strafbepalingen en maatregelen voorzien onder hoofdstuk 11 van deze verordening, kan de politie bij vaststelling van uitbating zonder uitbatingsvergunning de inrichting onmiddellijk en ter plaatse sluiten.

Artikel 10.7.15

De exploitant moet gedurende de openingsuren ononderbroken de aanwezigheid verzekeren van een verantwoordelijke in de inrichting die toezicht houdt. De inrichting wordt niet onbeheerd achtergelaten.

Onverminderd de strafbepalingen en maatregelen voorzien onder hoofdstuk 11 van deze verordening kan de politie bij vaststellingen van uitbating zonder verantwoordelijke de inrichting onmiddellijk en ter plaatse tijdelijk sluiten.

Art. 11.6: Wijziging

  • Huidige tekst:

Artikel 11.6

De opgelegde administratieve geldboete kan niet hoger zijn dan het wettelijke voorziene maximum met name 500 euro.

Minderjarigen die de volle leeftijd van 16 jaar hebben bereikt op het tijdstip van de feiten kunnen gestraft worden met een administratieve geldboete van maximum 175 euro. Voorafgaand aan het aanbod tot bemiddeling, tot gemeenschapsdienst of desgevallend de oplegging van de administratieve geldboete kan er een procedure tot ouderlijke betrokkenheid conform artikel 17 van de wet van 24 juni 2013 worden opgestart.

Alternatieve maatregelen voor de administratieve geldboete, kunnen worden opgelegd:

1° de gemeenschapsdienst, gedefinieerd als zijnde een prestatie van algemeen belang uitgevoerd door de overtreder ten gunste van de gemeenschap (collectiviteit);

2° de GAS-bemiddeling, gedefinieerd als zijnde een maatregel die het voor de overtreder mogelijk maakt om, door tussenkomst van een bemiddelaar, de veroorzaakte schade te herstellen of schadeloos te stellen of om het conflict te doen bedaren.

  • Nieuwe tekst:

Art. 11.6

De opgelegde administratieve geldboete aan een overtreder die meerderjarig is op moment van de inbreuk kan niet hoger zijn dan het wettelijke voorziene maximum met name 500 euro. De opgelegde administratieve geldboete aan een minderjarige overtreder die de volle leeftijd van 14 jaar heeft bereikt op moment van de inbreuk kan niet hoger zijn dan het wettelijk voorziene maximum van 175 euro.

Alternatieve maatregelen voor de administratieve geldboete, zoals bedoeld in § 1, 1°, kunnen worden opgelegd:

1° de gemeenschapsdienst, gedefinieerd als zijnde een prestatie van algemeen belang uitgevoerd door de overtreder ten gunste van de gemeenschap (collectiviteit);

2° de GAS-bemiddeling, gedefinieerd als zijnde een maatregel die het voor de overtreder mogelijk maakt om, door tussenkomst van een bemiddelaar, de veroorzaakte schade te herstellen of schadeloos te stellen of om het conflict te doen bedaren.

Artikel 11.2.1 - 11.2.6: Toevoeging nieuw artikel

11.2 Bijzondere procedure ten aanzien van minderjarigen die de volle leeftijd van 14 jaar hebben bereikt

 Artikel 11.2.1.

Met uitzondering van de gemengde inbreuken omschreven in artikel 21, 98bis,109, 110, 111, 117, 117 bis, 118, 119, 119bis, 137, 172 van deze verordening, is de opstart van een GAS-procedure bij vaststelling van een eerste inbreuk op de bepalingen van deze verordening door een minderjarige overtreder uitgesloten. In dit geval worden de minderjarige overtreder, zijn ouders, voogd, of personen die de minderjarige onder hun hoede hebben of die bekleed zijn met een vorderingsrecht door de sanctionerend ambtenaar middels een aangetekend schrijven formeel gewaarschuwd om geen nieuwe inbreuken meer te plegen.

Artikel 11.2.2

Bij vaststelling van een gemengde inbreuk omschreven in artikel 21, 98bis, 109, 110, 111, 117, 117 bis, 118, 119, 119bis, 137, 172 van deze verordening of een inbreuk omschreven in artikel 122, 353 of bij een nieuwe inbreuk op de bepalingen van deze verordening binnen de 24 maanden na een eerdere vaststelling van een inbreuk op deze verordening gepleegd door dezelfde minderjarige overtreder, kan een GAS-procedure jegens

de minderjarige worden opgestart.

Artikel 11.2.3

Wanneer een GAS-procedure jegens een minderjarige overtreder wordt opgestart, brengt de sanctionerend ambtenaar de stafhouder van de orde van advocaten hiervan op de hoogte, zodat ervoor gezorgd wordt dat de betrokkene door een advocaat bijgestaan kan worden. De stafhouder of het bureau voor juridische bijstand stelt een advocaat aan, uiterlijk binnen twee werkdagen na voormelde kennisgeving. Een afschrift van het bericht van de kennisgeving aan de stafhouder wordt bij het dossier van de rechtspleging gevoegd. Wanneer

er een risico op een belangenconflict bestaat, zorgt de stafhouder of het bureau voor juridische bijstand ervoor dat de betrokkene bijgestaan wordt door een andere advocaat dan die waarop zijn vader en moeder, voogd, of personen die hem onder hun hoede hebben of die bekleed zijn met een vorderingsrecht, een beroep hebben gedaan. De advocaat kan ook aanwezig zijn tijdens de bemiddelingsprocedure.

Artikel 11.2.4

Wanneer een GAS-procedure jegens een minderjarige overtreder wordt opgestart, zal de sanctionerend ambtenaar steeds een aanbod van bemiddeling voorstellen aan de minderjarige, conform de procedure en de daarmee gepaard gaande nadere regels omschreven in het bemiddelingsreglement opgenomen als bijlage bij deze politieverordening. De vader en moeder, de voogd of personen die de hoede hebben over de minderjarige, kunnen op hun verzoek de minderjarige begeleiden bij de bemiddeling. De procedure en de daarmee gepaard gaande nadere regels zijn opgenomen in een bemiddelingsreglement dat opgenomen is als bijlage bij deze politieverordening. Wanneer de sanctionerend ambtenaar het welslagen van de bemiddeling vaststelt, kan hij geen administratieve geldboete meer opleggen.

Artikel 11.2.5

In geval van weigering van het aanbod of falen van de bemiddeling zal de sanctionerend ambtenaar steeds eerst een gemeenschapsdienst voorstellen aan de minderjarige overtreder zoals voorzien in artikel 11.6 en conform de procedure en de daarmee gepaard gaande nadere regels omschreven in het bemiddelingsreglement opgenomen als bijlage bij deze politieverordening. De vader en moeder, voogd of personen die de hoede hebben over de minderjarige, kunnen op hun verzoek de minderjarige begeleiden bij het uitvoeren van de gemeenschapsdienst. Enkel in geval van niet uitvoering of weigering van deze gemeenschapsdienst, kan de sanctionerend ambtenaar een administratieve geldboete opleggen zoals voorzien in art.11.1.6.

Artikel 11.2.6

De vader en moeder, voogd of personen die de minderjarige onder hun hoede hebben, zijn burgerlijk aansprakelijk voor de betaling van de administratieve geldboete.

Juridische grond
  • Het Decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 in het bijzonder artikel 40§3 en artikel 41, tweede lid.
  • Het gemeentelijk politiereglement
Argumentatie

Met het oog op een actualisatie en uniformisering van het politiereglement werd dit reglement grondig nagekeken door de vier gemeenten (Bonheiden, Duffel, Sint-Katelijne-Waver en Putte) en de politiezone BODUKAP en waar nodig voorstellen tot wijziging, aanpassing of toevoeging van artikels gedaan.

Publieke stemming
Aanwezig: Lode Van Looy, Mieke Van den Brande, Bart Vanmarcke, Pascal Vercammen, Lola Vanderweyen, Ethel Van den Wijngaert
Voorstanders: Lode Van Looy, Mieke Van den Brande, Bart Vanmarcke, Pascal Vercammen, Lola Vanderweyen
Resultaat: Goedgekeurd met eenparigheid van stemmen.
Besluit

Artikel 1 - Neemt kennis van het verslag van de aanpassing van het politiereglement (zie bijlage).

Artikel 2 - Keurt volgende aanpassingen aan het politiereglement principieel goed:

art. 1.3.2: 

Wanneer de openbare veiligheid, netheid, gezondheid of rust in het gedrang komen door situaties waarvan de oorzaak bij privé-eigendommen ligt, kan de burgemeester de nodige besluiten nemen. 

De eigenaars, huurders, bezetters of zij die er op een of andere manier verantwoordelijk voor zijn, moeten er zich naar schikken.

In geval van weigering of vertraging in de uitvoering van de bij voornoemde besluiten voorgeschreven maatregelen, alsook indien het onmogelijk is ze aan de betrokkenen te betekenen, kan de burgemeester er ambtshalve toe doen overgaan, op risico van de in gebreke blijvende partijen, die de kosten hoofdelijk moeten dragen. 

Het niet naleven van de besluiten van de burgemeester kan bovendien bestraft worden met de in artikel 11.1.5 voorziene administratieve sancties. 

3.1.8. Tegeltuinen en plantenbakken

Artikel 3.1.8.1

De ingebruikname van het openbaar domein door middel van een tegeltuin of plantenbakken is slechts toegelaten mits een voorafgaande melding van de aanleg bij het college van burgemeester en schepenen waarbij de melder zich akkoord verklaart met de artikels opgenomen onder sectie ‘3.1.8 Tegeltuinen en plantenbakken’ van dit reglement. De melding gebeurt door de bewoner van het huis waarvoor het tegeltuintje gerealiseerd wordt. Wanneer het huis verkocht wordt, is de nieuwe bewoner verantwoordelijk voor de tegeltuin en/of de plantenbakken.

Artikel 3.1.8.2

Bij de aanleg van een tegeltuin houdt de bewoner, die automatisch beschouwd wordt als de uitvoerder, zich aan de volgende voorwaarden:

    • alleen de tegels noodzakelijk voor de aanleg van de tegeltuin worden verwijderd;
    • ingangen van particuliere en openbare gebouwen worden vrijgehouden;
    • de inname is beperkt tot de ruimte voor de eigen gevel;  
    • een vrije voetgangersdoorgang van tenminste 1,20 m wordt verzekerd. De doorgang van de voetgangers wordt gemeten vanaf elke hindernis tot aan de grenslijn van de tegeltuin of plantenbak. Afhankelijk van de plaats en densiteit van het aantal voetgangers kan het college van burgemeester en schepenen eventueel het behoud van een grotere vrije doorgang opleggen;
    • alle installaties van openbaar of algemeen nut dienen ten allen tijde zichtbaar te blijven en goed bereikbaar te zijn;
    • bij het uitgraven van een tegeltuin houdt de bewoner rekening met de aanwezigheid van nutsleidingen. De ondergrondse nutsvoorzieningen mogen door de aanleg van tegeltuintjes geen hinder ondervinden;
    • de uitgebroken betegeling wordt gebruikt voor het afboorden van de tegeltuin. De afboording mag min. 5 cm en max. 10 cm uitsteken boven de trottoirverharding. De overschot van de tegels wordt bewaard voor de herstelling van het voetpad wanneer de tegeltuin zou verdwijnen.

Artikel 3.1.8.3

De bewoner blijft steeds verantwoordelijk voor een correcte plaatsing, zelfs als de plantenbakken door anderen worden verplaatst.

Artikel 3.1.8.4

Alle dood of levend materiaal in het tegeltuintje of plantenbak verwerkt, blijft eigendom van de bewoner van het huis waarvoor de melding werd gedaan 

Artikel 3.1.8.5

Indien de tegeltuin niet conform aangelegd is volgens de voorwaarden onder artikel 3.1.8.2, is de bewoner burgerrechtelijk aansprakelijk voor alle ongevallen die zouden voortspruiten uit de aanwezigheid van het tegeltuintje of de plantenbak. Hij/zij zal de door de bevoegde gemeentedienst opgelegde herstellingswerken of aanpassingswerken, op eerste verzoek, onmiddellijk uitvoeren. De bewoner vrijwaart de gemeente tegen alle vorderingen die tegen haar door derden zouden worden ingesteld als gevolg van de aanleg van een niet conform de voorwaarden aangelegde tegeltuin.

Artikel 3.1.8.6

Tegeltuinen of plantenbakken die niet conform geplaatst werden volgens de voorwaarden onder artikel 3.1.8.2, worden beschouwd als wederrechtelijke inname van het openbaar domein en dienen te worden verwijderd. Bij niet verwijdering van de tegeltuin of plantenbak zal deze op kosten en risico van de overtreder ambtshalve verwijderd worden, zonder dat aanspraak kan gemaakt worden op enige schadeloosstelling, van welke aard ook. De bewoner wordt aansprakelijk gesteld voor alle schade aan het openbaar domein of die het gemeentebestuur of een derde lijdt door het verzuim of niet tijdig wegnemen van het tegeltuintje of de plantenbak.

Artikel 3.1.8.7

Eventuele herstellingen aan het trottoir ten gevolge van de aanwezigheid van een tegeltuin of plantenbak zullen door de bevoegde gemeentedienst gebeuren op kosten van de bewoner. De bewoner verbindt er zich toe onverwijld elke verzakking of andere beschadiging mede te delen en zelf voorlopig de nodige veiligheidsmaatregelen te treffen.

Artikel 3.1.8.8

Mogelijke schade, veroorzaakt door het uitgraven van een tegeltuintje, aan leidingen en nutsbedrijven vallen ten laste van de uitvoerder. De uitvoerder moet zich op voorhand tot de bevoegde gemeentedienst wenden, teneinde de ligging van deze leidingen te kennen.

Artikel 3.1.8.9

Het onderhoud van het tuintje of plantenbak en van de verharding er rond, valt ten laste van de bewoner en moet in zulke staat worden onderhouden dat het geen hinder of gevaar oplevert voor het verkeer. De voorwerpen of planten mogen niet buiten de rand uitspringen en moeten derwijze onderhouden worden dat de vereiste minimum doorgang op gelijk welke hoogte vrij blijft. Klimplanten mogen niet voor de woning op het buurperceel of boven de kroonlijst uitsteken, tenzij de buren hier expliciet toestemming voor verlenen. Ze mogen geen raamopeningen bedekken. Er worden geen planten met stekels en doornen gebruikt in de tegeltuin.

Artikel 3.1.8.10

Het gemeentebestuur kan op geen enkele wijze, hoe dan ook, verantwoordelijk worden gesteld en/of tot enige schadevergoeding worden verplicht, indien de (her)aanleg van de straat en/of voetpaden de verwijdering van de tegeltuin(en) inhoudt.

Artikel 3.1.8.11

Het college van burgemeester en schepenen kan omwille van redenen van openbare orde, algemeen belang of werkzaamheden bijkomende of strengere voorwaarden opleggen of de verwijdering van tegeltuinen en plantenbakken bevelen, en dit zonder enig recht op schadevergoeding.

5.4.10 Selectieve inzameling van GFT

5.4.10.1 Inzameling

Artikel 5.4.10.1.1

Het GFT zal tweewekelijkse huis-aan-huis worden ingezameld langsheen de voor de ophaler toegankelijke straten, wegen en pleinen, op de door IVAREM, in overleg met het college van burgemeester en schepenen, bepaalde tijdstippen. De data van de ophalingen zijn raadpleegbaar via de door de gemeente verspreide afvalkalender en via de app en website van IVAREM.

Artikel 5.4.10.1.2

Particuliere huishoudens en/of exploitanten kunnen door IVAREM, in overleg met het college van burgemeester en schepenen, verplicht worden of de toelating krijgen gebruik te maken van een collectief inzamelsysteem. Dit bevel of deze toelating wordt schriftelijk aan de betrokken particuliere huishoudens en/of exploitanten overgemaakt. Een afschrift van dit bevel of deze toelating wordt ter kennisgeving overgemaakt aan het gemeentebestuur.

Artikel 5.4.10.1.3

De ophaling gebeurt door IVAREM of door een aangestelde daarvan. GFT mag niet worden meegegeven met andere inzamelingen.

Artikel 5.4.10.1.4

Het is verboden voor de verwijdering van gft-gebruik te maken van een recyclagepark.

5.4.10.2 Wijze van aanbieding

Artikel 5.4.10.2.1

GFT moet worden aangeboden in de door IVAREM ter beschikking gestelde inzamelcontainer waarvoor voldoende provisie betaald is om de contantbelasting te dekken, zoals bepaald in het gemeentelijk contantbelastingsreglement. Dit recipiënt is een gezinscontainer, zijnde een inzamelrecipiënt met een inhoudsvolume van 40 of 140 liter.

Artikel 5.4.10.2.2

Mits toelating of bevel wordt voor de inzameling van het gft-gebruik gemaakt van een collectief inzamelsysteem. Enkel houders van een badge, die voldoende provisie betaald hebben, kunnen ten persoonlijke titel gebruik maken van een collectief inzamelsysteem.

Artikel 5.4.10.2.3

De inzamelcontainer moet zorgvuldig gesloten worden.

Artikel 5.4.10.2.4

Het GFT dient te worden aangeboden in een toestand die geen risico inhoudt voor de veiligheid en/of gezondheid van de ophaler.

Artikel 5.4.10.2.5

De aangeboden afvalstoffen mogen niet zodanig in de inzamelcontainer/collectief inzamelsysteem gepropt worden dat deze niet automatisch kan geledigd worden of vastzitten in het doseersysteem.

Artikel 5.4.10.2.6

Het is verboden een groter volume afvalstoffen dan het gekozen volume in het collectief inzamelsysteem te deponeren.

Artikel 5.4.10.2.7

De inzamelcontainer is eigendom van IVAREM. De inzamelcontainer wordt ter beschikking gesteld van een aansluitpunt. De wijze en de modaliteiten van terbeschikkingstelling worden bepaald door IVAREM.

Artikel 5.4.10.2.8

De inzamelcontainer blijft te allen tijde verbonden aan het adres van het aansluitpunt waarvan hij ter beschikking is gesteld.

Artikel 5.4.10.2.9

Iedere containerhouder is als een “goede huisvader” verantwoordelijk voor het gepaste gebruik en het onderhoud van de inzamelcontainer. Dit impliceert enerzijds dat de inzamelcontainer uitsluitend gebruikt mag worden ten behoeve van de inzameling van GFT en anderzijds dat de inzamelcontainer periodiek gereinigd moet worden.

Artikel 5.4.10.2.10

Ingeval van beschadiging, verlies of diefstal van de inzamelcontainer, moet de containerhouder IVAREM hiervan onverwijld in kennis stellen met het oog op herstelling of vervanging. De herstelling of vervanging geschiedt volgens de modaliteiten die bepaald worden door IVAREM.

Artikel 5.4.10.2.11

Het collectief inzamelsysteem is eigendom van IVAREM. Het collectief inzamelsysteem wordt ter beschikking gesteld van een aansluitpunt. De wijze en de modaliteiten van terbeschikkingstelling worden bepaald door IVAREM.

Artikel 6.1.8 Ordeverstoring

Het is verboden om iemand die drager is van het openbaar gezag of van de openbare macht of die met een openbare hoedanigheid is bekleed, door woorden of daden te beledigen in zijn hoedanigheid of wegens zijn bediening, en dit in een van de omstandigheden in artikel 444SWB bepaald, zijnde: 

    • hetzij in openbare bijeenkomsten of plaatsen;
    • hetzij in tegenwoordigheid van verscheidene personen, in een plaats die niet openbaar is, maar toegankelijk voor een aantal personen die het recht hebben er te vergaderen of ze te bezoeken;
    • hetzij om het even welke plaats, in tegenwoordigheid van de beledigde en voor getuigen;
    • hetzij tenslotte door geschriften, die niet openbaar gemaakt, maar aan verscheidene personen toegestuurd of meegedeeld worden (art 448 SWB).hetzij door geschriften, al dan niet gedrukt, door prenten of zinnebeelden, die aangeplakt, verspreid of verkocht, te koop geboden of openlijk tentoongesteld worden.

Artikel 6.1.9 Ontucht en/of prostitutie

Het is verboden om, zelfs op bedekte wijze en ongeacht het profijt, huizen, kamers of welke inrichting ook te gebruiken en/of te laten gebruiken voor ontucht en/of prostitutie wanneer dit aanleiding geeft tot openbare ordeverstoring (met inbegrip van overlast), zoals: 

    • het rondhangen of het zich ophouden van (potentiële) klanten in de onmiddellijke omgeving 
    • het aanspreken of lokken van voorbijgangers 
    • het verhinderen van de doorgang op straat 
    • het verhandelen van geld of het maken van prijsafspraken buiten het huis of de kamer/inrichting 
    • het veroorzaken van geluidshinder
    • het aan –en afrijden van voertuigen in de buurt 
    • het kortstondig bezoeken van het huis, kamer/inrichting door verschillende personen. 

§2 Het is eveneens verboden om in de onmiddellijke omgeving van scholen en gebouwen van de eredienst, zelfs op bedekte wijze, huizen, kamers of welke inrichting ook te gebruiken en/of te laten gebruiken voor ontucht en/of prostitutie. 

Artikel 6.2.2.3

In open lucht is het gebruik van werktuigen aangedreven door ontploffings- of elektrische motoren (vb. grasmaaiers, houtzagen, haagscharen, bladblazers…) verboden op zondagen, wettelijke feestdagen alsook tussen 22u ’s avonds en 7u ’s morgens op weekdagen. Het is verboden tussen 18 uur en 9 uur automatische maaiers te gebruiken.

 Dit verbod geldt niet:

    • Voor foor- en marktkramers tijdens de officiële kermissen en op de openbare markten of beurzen;
    • Voor het uitvoeren van dringende werken, waarvan uitstel ernstig gevaar zou opleveren;
    • Voor de landbouwmachines aangewend voor de normale exploitatie van een landbouwbedrijf.

[Bonheiden]

 In open lucht is het gebruik van werktuigen aangedreven door ontploffings- of elektrische motoren (vb. grasmaaiers, houtzagen,…) verboden op wettelijke feestdagen alsook tussen 22u ’s avonds en 7u ’s morgens op weekdagen.

 Dit verbod geldt niet:

    • Voor foor- en marktkramers tijdens de officiële kermissen en op de openbare markten of beurzen;
    • Voor het uitvoeren van dringende werken, waarvan uitstel ernstig gevaar zou opleveren;
    • Voor de landbouwmachines aangewend voor de normale exploitatie van een landbouwbedrijf.

 Op zondagen en wettelijke feestdagen is het gebruik van dergelijke machines enkel toegestaan tussen 10u en 15u. [Duffel, SKW en Putte]

 Artikel 3.7.1.2

Het is verboden zonder voorafgaandelijke en schriftelijke toelating van de burgemeester vuur te maken in de openbare ruimte. Het is verboden de buurt te storen met rook, geuren of uitwasemingen van welke bron dan ook, alsook met stof of projectielen van allerlei aard.

Artikel 3.7.1.3

Onverminderd artikel 3.7.1.2 zijn barbecues toegelaten in private tuinen en enkel als er gebruik wordt gemaakt van vaste of mobiele barbecuestellen.

Artikel 5.2.1

Met behoud van de toepassing van het Veldwetboek, het Bosdecreet van 13 juni 1990 en het decreet Natuurbehoud van 21 oktober 1997, is de verbranding in open lucht van welke stoffen ook verboden, behalve als het gaat om:

1° het maken van vuur in open lucht in bos- en natuurgebieden, als beheermaatregel wanneer afvoer of verwerking ter plaatse van het biomassa-afval niet mogelijk is. Die activiteit mag pas plaatsvinden als de gemeentelijke overheid schriftelijke toestemming heeft gegeven of als die activiteit als beheermaatregel is opgenomen in een goedgekeurd beheerplan of vergund door het Agentschap voor Natuur en Bos zoals voorzien in het Bosdecreet en het decreet Natuurbehoud;

° de verbranding in open lucht van plantaardige afvalstoffen die afkomstig zijn van eigen bedrijfslandbouwkundige werkzaamheden, als afvoer of verwerking ter plaatse van het biomassa-afval niet mogelijk is;

3° de verbranding in open lucht van plantaardige afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van landschapselementen, als afvoer of verwerking ter plaatse van het biomassa-afval niet mogelijk is;

4° de verbranding in open lucht van plantaardige afvalstoffen als dat vanuit fytosanitair oogpunt noodzakelijk is;

5° het verbranden van droog onbehandeld hout bij het maken van een kampvuur;

6° het verbranden van droog onbehandeld hout of een vaste fossiele brandstof in een sfeerverwarmer;

7° het verbranden van dierlijk afval, in overeenstemming met de bepalingen, vermeld in artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 juni 2013 betreffende dierlijke bijproducten en afgewerkte producten. Die activiteit mag pas plaatsvinden met schriftelijke toestemming van de toezichthouder;

8° het verbranden van droog brandbaar materiaal, met uitzondering van afvalstoffen, droog onbehandeld hout en onversierde kerstbomen met vrije kluit in het kader van folkloristische evenementen. Die activiteit mag pas plaatsvinden als de gemeentelijke overheid schriftelijke toestemming heeft gegeven en de activiteit op een afstand van meer dan 100 meter van bewoning plaatsvindt;9° de verbranding in open lucht, met uitzondering van afvalstoffen, in het kader van blusoefeningen, uitgevoerd door de brandweer van een gemeente, regio of bedrijf of door de civiele bescherming.

Artikel 6.4.5 Vuur en geur- en rookhinder

Het is verboden te stoken of vuur te maken in open lucht behoudens

    1. toelating van de burgemeester omwille van sociale en/of culturele motieven tot het houden van een vreugdevuur (zoals o.a. kampvuur, kerstboomverbranding,…). In die gevallen kan alleen onbehandeld hout worden verbrand. Behandeld hout (geverfd, geïmpregneerd) moet steeds worden afgevoerd naar bv. het recyclagepark.
    2. vergunning van de dienst Plantenbescherming van het Ministerie van Landbouw voor het verbranden van gecontamineerd of ziek hout.
    3. vergunning van het Agentschap van Natuur en Bos voor het verbranden van houtafval wanneer een kapvergunning werd bekomen.
    4. het houden van barbecues in private tuinen.
    5. vuurkorven met onbehandeld hout.

Het is verboden de buurt te storen met rook, geuren of uitwasemingen van welke bron dan ook, alsook met stof of projectielen van allerlei aard. Indien men activiteiten uitvoert waarbij rook, geuren of uitwasemingen van welke bron dan ook, die buren kunnen hinderen of de lucht kunnen verontreinigen ontstaan, is men ertoe gehouden alle mogelijke maatregelen te treffen om de hinder naar de omwonenden te vermijden of zoveel mogelijk te beperken. De stoker, degene die toezicht houdt en de eigenaar van het perceel waar vuur gemaakt wordt, moeten gevolg geven aan het eerste verzoek van de politie om het vuur te doven. De bepalingen van het veldwetboek blijven eveneens van toepassing. Zowel op openbaar domein als binnen private eigendommen op het grondgebied van de gemeente is het verboden om in open lucht Thaise lampionnen of onbemande (wens)ballonnen die werken door middel van een permanente open vlam, op te laten.

Artikel 9.2.3.  

Kunnen gestraft worden met de respectievelijke straffen bepaald in het strafwetboek (art 284) of met een administratieve geldboete van maximum 500 euro hij die opzettelijk zegels verbreekt die gelegd werden overeenkomstig artikel 133ter van de Nieuwe Gemeentewet.

Artikel 9.2.4.  

Kunnen gestraft worden met de respectievelijke straffen bepaald in het strafwetboek (art 286) of met een administratieve geldboete van maximum 500 euro hij die opzettelijk zegels verbreekt, die gelegd werden overeenkomstig artikel 133ter van de Nieuwe Gemeentewet op zaken van iemand van iemand die verdacht, beklaagd of beschuldigd was van een misdaad waarop levenslange opsluiting of levenslange hechtenis, opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar of hechtenis van twintig jaar tot dertig jaar is gesteld, of van iemand die tot een van die straffen was veroordeeld.

10.7. Horeca inrichtingen

Artikel 10.7.1

Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:  

    • Vaste horeca-inrichting: elke plaats of lokaliteit waar voeding en/of drank van welke aard ook voor gebruik ter plaatse wordt verkocht of (gratis) verstrekt;
    • Occasionele horeca-inrichting: de vooraf als dusdanig aangegeven drankgelegenheid die, naar aanleiding van om het even welke gebeurtenis van voorbijgaande aard, ten hoogste tienmaal per jaar en telkens voor niet langer dan vijftien opeenvolgende dagen worden gehouden. Drankgelegenheden gehouden op tentoonstellingen en op jaarbeurzen worden geacht occasionele horeca inrichtingen te zijn, voor de gehele duur van de tentoonstelling of jaarbeurs, ongeacht de hoedanigheid van de exploitant;
    • Exploitant: de natuurlijke persoon of personen, de feitelijke vereniging, of de rechtspersoon, ongeacht hun eventuele hoedanigheid van handelaar, die in enige hoedanigheid en/of voor eigen rekening en risico, een werkzaamheid uitoefent die erin bestaat of er mede in bestaat een horecazaak te exploiteren. Ook uitbater genoemd. Met exploiteren wordt ook bedoeld het openen, het heropenen, de overname en de aanpassing van een horecazaak. 
    • Feitelijke verantwoordelijke: de natuurlijke persoon die voor rekening en risico van de exploitant de publiek toegankelijke inrichting uitbaat.

Artikel 10.7.2

De opening en uitbating van een vaste horeca-inrichting is onderworpen aan een voorafgaandelijke en schriftelijke uitbatingsvergunning vanwege de burgemeester. Onverminderd de naleving van andere federale, regionale of lokale bepalingen van toepassing op de publiek toegankelijke inrichtingen zijn occasionele horeca-inrichtingen van dergelijke vergunningsplicht vrijgesteld.

Artikel 10.7.3

Voor het verkrijgen van een uitbatingsvergunning dient de exploitant een digitale aanvraag in bij de burgemeester aan de hand van het daartoe voorziene aanvraagformulier, overeenkomstig de bepalingen opgenomen op de gemeentelijke website. 

Artikel 10.7.4

Een exploitant moet voor het openen, het openhouden of het heropenen van een horecazaak in het bezit zijn van de uitbatingsvergunning zoals bepaald in §1 van dit artikel.

Gedurende de behandeling van de aanvraag, met inbegrip van het voorafgaandelijk administratief onderzoek zoals omschreven in artikel 10.7.4 van deze verordening, mogen er onder geen enkele vorm horeca-activiteiten plaatsvinden en/of maaltijden en dranken voor afhaal en/of levering worden aangeboden in de inrichting.

Het verbod op het aanbieden van afhaalmaaltijden- en dranken tijdens de behandeling van de aanvraag van de uitbatingsvergunning zoals bepaald in het vorige lid van deze paragraaf is niet van toepassing op:

    • Inrichtingen die op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze paragraaf reeds maaltijden en dranken voor afhaal en/of levering aanbieden;
    • Inrichtingen die openden na de inwerkingtreding van deze paragraaf en waar minstens gedurende een periode van 6 maanden enkel maaltijden en dranken voor afhaal en/of levering werden aangeboden.

Artikel 10.7.5

De uitbatingsvergunning kan enkel worden verleend na een administratief onderzoek dat volgende componenten bevat:

    1. Een onderzoek naar de naleving van de verzekeringsverplichtingen zoals omschreven door de wet betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen; 
    2. Een brandveiligheidsonderzoek: een onderzoek of de vestigingseenheid voldoet aan de minimumnormen inzake brandpreventie zoals omschreven in de Politieverordening Hulpverleningszone Rivierenland houdende maatregelen tot het voorkomen en bestrijden van brand in publiek toegankelijke inrichtingen, zoals goedgekeurd door de gemeenteraad. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de brandweer; 
    3. Een omgevingsonderzoek: een onderzoek naar de naleving van de geldende stedenbouwkundige - en milieuvoorwaarden en het beschikken over de benodigde vergunningen, zowel op gemeentelijk als op Vlaams en federaal niveau. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de (inter-) gemeentelijke diensten;
    4. Een onderzoek naar de mogelijke verstoring van de openbare orde, veiligheid en rust door de horeca-inrichting en naar eventuele aanbevelingen om deze verstoring te voorkomen. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de lokale politie; 
      Dit omvat tevens een onderzoek om na te gaan of de exploitant of een persoon die betrokken is bij de exploitatie al eerder betrokken was bij de exploitatie van een publiek toegankelijke inrichting waar een bestuurlijke maatregel of een gemeentelijke administratieve sanctie aan werd opgelegd.
    5. Een onderzoek naar de vestigingsformaliteiten als ondernemer (inclusief beroepskaart) of enige andere vergunning die wettelijk voorgeschreven is;
    6. Een financieel onderzoek: dit onderzoek wordt verricht door de lokale politie of de daartoe bevoegde diensten en bestaat uit: 
      1. een onderzoek naar de betaling van alle verschuldigde niet-betwiste vorderingen, van welke aard ook, die betrekking hebben op de exploitatie en de exploitant;
      2. een onderzoek naar de herkomst van de gelden waarmee investeringen worden gedaan in de publiek toegankelijke inrichting en/of waarmee de aankoop gefinancierd wordt;
      3. een onderzoek of er ernstige aanwijzingen zijn van fraude
    7. Een moraliteitsonderzoek: dit onderzoek wordt verricht door de lokale politie en bestaat uit:
      • Een onderzoek naar vaststellingen en/of veroordelingen, al dan niet met uitstel, opschorting, of eenvoudige schuldverklaring, voor inbreuken op de zedelijkheid voor het exploiteren van een drankgelegenheid zoals bepaald in het Koninklijk besluit van 3 april 1953 tot samenordening van de wetsbepalingen inzake de slijterijen van gegiste dranken en in de wet van 28 december 1983 betreffende de vergunning voor het verstrekken van sterke drank 
      • Een onderzoek naar vaststellingen en/of veroordelingen, al dan niet met uitstel, opschorting, of eenvoudige schuldverklaring, voor inbreuken op de mensenhandel, zoals bedoeld in hoofdstuk III ter van Titel VIII  van boek II van het Strafwetboek;  
      • Een onderzoek naar recente – tijdens de drie voorgaande jaren - vaststellingen en/of veroordelingen, al dan niet met uitstel, opschorting, of eenvoudige schuldverklaring, voor inbreuken op de wet op het racisme en/of de xenofobie en/of tegen de drugswetgeving en/of wegens daden van weerspannigheid ten overstaan van politie of andere overheidsdiensten; 
      • Een onderzoek of er ernstige aanwijzingen zijn van fraude; 
      • Een onderzoek of er ernstige aanwijzingen voorhanden zijn dat in de private doch voor het publiek toegankelijke plaats, herhaaldelijk illegale activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op de verkoop, de aflevering of het vergemakkelijken van het gebruik van gifstoffen slaapmiddelen, verdovende middelen, psychotrope stoffen, antiseptica of stoffen die gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen, waardoor de openbare veiligheid en rust in het gedrang komt; 
      • Een onderzoek naar vaststellingen van en veroordelingen voor inbreuken op wettelijke verplichtingen die verband houden met of naar aanleiding van de exploitatie, zoals de niet naleving van vestigingsvoorwaarden, persoonsgebonden beroepsuitoefeningsvoorwaarden (o.m. leeftijd, verblijfskaart, beroepskaart, leurderkaart, arbeidskaart), administratieve verplichtingen t.a.v. de Kruispuntbank van Ondernemingen, sociaal- en arbeidsrechtelijke verplichtingen van de personen die op enigerlei wijze deelnemen aan de exploitatie (o.m. aangifte en bijdrageplicht sociale zekerheid),  boekhoudkundige en fiscale verplichtingen, vennootschapsrechtelijke verplichtingen, vergunningen, erkenningen en toelatingen met betrekking tot de beroepsuitoefening, de regelgeving met betrekking tot de openingsuren, voedselveiligheid, rookverbod, vzw’s e.a.

Dit financieel- en moraliteitsonderzoek wordt, al naargelang het geval, uitgevoerd op de voor het publiek toegankelijke plaats, op de exploitant, op de organen en/of vertegenwoordigers van de exploitant en op de natuurlijke personen die in feite belast zijn met de exploitatie. Deze onderzoeken kunnen uitgebreid worden tot alle natuurlijke personen die betrokken zijn bij de exploitatie. Deze personen dienen meerderjarig te zijn en een uittreksel uit het strafregister voor te leggen van het land van de woonplaats of een hieraan gelijkwaardig document, desgevallend behoorlijk beëdigd vertaald. 

Voor andere personen die in welke hoedanigheid ook, deelnemen of zullen deelnemen aan de exploitatie van de instelling, dient de exploitant te verklaren dat niemand van hen valt onder de hierboven vermelde weigeringsgronden. Alle voormelde personen dienen het bewijs te leveren van hun identiteitsgegevens, met inbegrip van een officiële woonplaats. 

De burgemeester kan steeds alle nuttige inlichtingen inwinnen bij de politie en/of parket en beslist discretionair of het resultaat van het financieel- en/of moraliteitsonderzoek zwaarwichtig genoeg is om de vergunning al dan niet te weigeren en/of in te trekken waarbij hij steeds het gevaar voor de openbare orde voor ogen zal houden. 

Artikel 10.7.6

§1. Bij de aanvraag tot het verkrijgen van een uitbatingvergunning dient te worden gevoegd:

    • een kopie van de identiteitskaart van de exploitant;
    • een kopie van de identiteitskaart van de feitelijke verantwoordelijke(n);
    • het telefoonnummer en e-mailadres waarop de exploitant en de feitelijke verantwoordelijke(n) te bereiken zijn;
    • een kopie van het uittreksel inschrijving KBO met een ondernemingsnummer uitgereikt door een ondernemingsloket;
    • een uittreksel uit het strafregister volgens artikel 596, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering (vroeger: model 2) van de exploitant, van de organen en/of vertegenwoordigers van de exploitant, alsook van de feitelijke verantwoordelijke(n) (voor het moraliteitsonderzoek). Dit uittreksel mag niet ouder zijn dan 3 maanden na datum van opmaak. In voorkomend geval een uittreksel uit het strafregister van het land van de woonplaats of een hieraan gelijkwaardig document desgevallend behoorlijk vertaald door een beëdigd vertaler.

Op basis van deze stukken vraagt de burgemeester een advies aan de politie. Binnen de tien werkdagen na ontvangst van de aanvraagstukken bij de politie, adviseert de politie aan de burgemeester om:

    • ofwel de uitbatingsvergunning af te leveren, op voorwaarde van een positieve beoordeling betreffende de onderzoeken zoals vermeld in artikel 197 b), c), d), e) en g) van deze verordening;
    • ofwel een verder moraliteitsonderzoek en financieel onderzoek te laten uitvoeren.

§2. In geval op advies van de politie door de burgemeester besloten wordt om een uitgebreid moraliteitsonderzoek en financieel onderzoek uit te voeren, zal de burgemeester bij de aanvrager, indien van toepassing, volgende bijkomende stukken opvragen:

    • een overzicht van alle (rechts)personen die in welke hoedanigheid ook betrokken zijn bij de exploitatie van de publiek toegankelijke inrichting, met opgave van de naam, de voornaam, de nationaliteit en het arbeidsstatuut (werknemer/zelfstandige/vrijwilliger) evenals een kopie van de identiteitskaart en een bewijs van aansluiting/aangifte bij de sociale zekerheid van al deze (rechts)personen indien dit wettelijk verplicht is;
    • een bewijs dat de exploitant de aangevraagde locatie rechtmatig kan gebruiken voor de exploitatie van de publiek toegankelijke inrichting (zoals een kopie van de aankoopakte van het pand of een kopie van de huurovereenkomst voor de aangevraagde locatie);
    • in voorkomend geval, een opgave van de geraamde investeringen in het pand, met bijhorend(e) plan(s);
    • een kopie van het aanslagbiljet van de directe belastingen van de voorbije zeven jaar, alsmede eventueel andere documenten waaruit blijkt dat de exploitant over voldoende financiële draagkracht beschikt om de investering te financieren;
    • indien de investeringen gefinancierd worden met een lening: een kopie van de leningsovereenkomst;
    • een kopie van het geldende UBO-register (register van uiteindelijke begunstigden ingevoerd door de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten) met alle wettelijk verplicht te vermelden gegevens;
    • een kopie van het actuele aandeelhoudersregister;
    • een attest van de FOD Financiën waaruit blijkt of er al dan niet nog bedragen verschuldigd (zouden kunnen) zijn inzake belastingen en taksen, boeten en interesten door (i) de exploitant, en in het geval dat de exploitant een rechtspersoon is, van (ii) haar organen en/of vertegenwoordigers. Dit attest mag op de dag van de aanvraag niet ouder zijn dan één maand;
    • een kopie van alle verplichte periodieke btw-aangiften voor de periode van 24 maanden voorafgaand aan de aanvraag of voor de periode vanaf de oprichting van de onderneming tot de aanvraag van de uitbatingsvergunning, indien deze korter is dan 24 maanden;
    • een kopie van de btw-rekening-courant die op de dag van de aanvraag niet ouder is dan 7 kalenderdagen. Indien de rekening-courant op nul werd gezet of definitief werd afgesloten, dient een kopie van de bijzondere rekening toegevoegd te worden, die op de dag van de aanvraag niet ouder is dan 7 kalenderdagen;
    • een kopie van de laatste verplicht op te stellen (interne) jaarrekening, ongeacht de verplichting tot neerlegging en/of publicatie;
    • een overzicht van alle oprichtingskosten en investeringen, evenals alle financieringsbronnen die hiervoor aangewend werden of worden met opgave van een onderscheid tussen eigen vermogen en vreemd vermogen, inclusief stavingsstukken voor de financieringsbronnen, en met opgave van de bankrekeningnummers die gebruikt (zullen) worden voor de exploitatie.

Artikel 10.7.7

In kader van de aanvraag, gedurende het voorafgaandelijk administratief onderzoek en gedurende de uitbating kan de gemeente bepalen dat nader te bepalen documenten en inlichtingen overhandigd moeten worden.

Artikel 10.7.8

Het dossier is slechts ontvankelijk wanneer alle hiervoor vermelde documenten in artikel 10.7.6 en, in voorkomend geval, in art… bij de aanvraag gevoegd zijn. Zo nodig worden ontbrekende stukken opgevraagd. Binnen een termijn van 60 kalenderdagen na de melding van een ontvankelijke aanvraag wordt door de burgemeester een beslissing genomen over het afleveren dan wel weigeren van een uitbatingsvergunning. Indien gerechtvaardigd door de complexiteit van het dossier, mag deze termijn éénmaal worden verlengd met maximaal dezelfde duur.

Een nieuwe aanvraag van dezelfde exploitant, voor dezelfde locatie en voor dezelfde bestemming, volgend op een onontvankelijke of geweigerde aanvraag of op een ingetrokken uitbatingsvergunning, kan ten vroegste zes maanden na de datum vermeld in de beslissing tot onontvankelijkheid, weigering of intrekking, ingediend worden.

Artikel 10.7.9

De burgemeester weigert de uitbatingsvergunning als:

    • niet voldaan is aan de wettelijke of reglementaire bepalingen en voorwaarden van toepassing op de inrichting; 
    • controle door de ambtenaar van de gemeente en/of de politie wordt verhinderd;
    • de aanvraag onjuiste gegevens bevat;
    • de openbare orde, de openbare rust en/of de openbare gezondheid gevaar loopt.

Artikel 10.7.10

§1. De uitbatingsvergunning is geldig vanaf de ondertekening van de uitbatingsvergunning door de burgemeester.

§2. Deze politieverordening en in het bijzonder de voorwaarden vermeld in art. 10.7.4 dienen nageleefd te worden zolang de uitbating duurt.

§3. De burgemeester kan beslissen om de uitbatingsvergunning te beperken in de tijd en/of bepaalde voorwaarden te koppelen aan de uitbatingsvergunning, afhankelijk van de specifieke omstandigheden, zoals de aard of de ligging van de horecazaak. Bijzondere voorwaarden kunnen onder meer zijn: de verplichte installatie van één of meerdere bewakingscamera’s, inzet van bewakingsagenten, etc…

Artikel 10.7.11

De uitbatingsvergunning vervalt van rechtswege: 

    • indien de exploitant of zijn aangestelde(n) definitief veroordeeld is tot één van de misdrijven voorzien in het Koninklijk besluit van 3 april 1953 tot samenordening van de wetsbepalingen inzake de slijterijen van gegiste dranken en in de wet van 28 december 1983 betreffende de vergunning voor het verstrekken van sterke drank;
    • op het moment dat de exploitatie van de inrichting voor een periode van langer dan zes maanden feitelijk is onderbroken;
    • in geval van faillissement;
    • in geval van een veroordeling tot gerechtelijke sluiting; 
    • in geval van een gerechtelijk beroepsverbod voor de exploitant, een rechtspersoon of één van zijn organen;
    • in geval van ontbinding van de rechtspersoon;
    • in geval van schrapping of stopzetting van de exploitant of van de betrokken vestiging die blijkt uit de gegevens van de Kruispuntbank van Ondernemingen.

Artikel 10.7.12

§1. De uitbatingsvergunning wordt afgeleverd aan een exploitant voor een welbepaalde vestigingseenheid. De vergunning kan niet worden overgedragen aan een andere exploitant of naar een andere vestigingseenheid. Bij iedere wijziging van locatie of wijziging met betrekking tot de uitbater dient er een nieuwe uitbatingsvergunning te worden aangevraagd. 

§2. In afwijking op §1 van dit artikel is er geen nieuwe aanvraag vereist indien: 

    • een exploitant reeds over een uitbatingsvergunning beschikt en zijn uitbating wijzigt onder de vorm van natuurlijk persoon tot uitbating onder de vorm van vennootschap of in omgekeerde volgorde op dezelfde locatie.
    • de exploitant reeds over een uitbatingsvergunning beschikt en louter het bestuursorgaan van de rechtspersoon wijzigt. In dit laatste geval moet wel een nieuw uittreksel uit het strafregister ingediend worden.
    • enkel de naam van horecazaak wijzigt. In dit geval volstaat het om dit aan de bevoegde dienst te melden. 

Artikel 10.7.13

De exploitant is verplicht te melden aan de burgemeester wanneer zijn horeca inrichting definitief sluit. De exploitant is tevens verplicht alle wijzigingen in de instelling die een verandering uitmaken ten opzichte van de veiligheid, en alle wijzigingen van gegevens opgegeven in de aanvraag, met inbegrip van elke bestemmingswijziging, onmiddellijk schriftelijk te melden aan de burgemeester.

Artikel 10.7.14

§1. De uitbatingsvergunning moet steeds aanwezig zijn in de zaak en zichtbaar worden aangebracht aan de inrichting, zodat ze leesbaar is vanop de openbare ruimte.

§2. Onverminderd de strafbepalingen en maatregelen voorzien onder hoofdstuk 11 van deze verordening, kan de politie bij vaststelling van uitbating zonder uitbatingsvergunning de inrichting onmiddellijk en ter plaatse sluiten.

Artikel 10.7.15

De exploitant moet gedurende de openingsuren ononderbroken de aanwezigheid verzekeren van een verantwoordelijke in de inrichting die toezicht houdt. De inrichting wordt niet onbeheerd achtergelaten.

Onverminderd de strafbepalingen en maatregelen voorzien onder hoofdstuk 11 van deze verordening kan de politie bij vaststellingen van uitbating zonder verantwoordelijke de inrichting onmiddellijk en ter plaatse tijdelijk sluiten.

Art. 11.6

De opgelegde administratieve geldboete aan een overtreder die meerderjarig is op moment van de inbreuk kan niet hoger zijn dan het wettelijke voorziene maximum met name 500 euro. De opgelegde administratieve geldboete aan een minderjarige overtreder die de volle leeftijd van 14 jaar heeft bereikt op moment van de inbreuk kan niet hoger zijn dan het wettelijk voorziene maximum van 175 euro.

Alternatieve maatregelen voor de administratieve geldboete, zoals bedoeld in § 1, 1°, kunnen worden opgelegd:

1° de gemeenschapsdienst, gedefinieerd als zijnde een prestatie van algemeen belang uitgevoerd door de overtreder ten gunste van de gemeenschap (collectiviteit);

2° de GAS-bemiddeling, gedefinieerd als zijnde een maatregel die het voor de overtreder mogelijk maakt om, door tussenkomst van een bemiddelaar, de veroorzaakte schade te herstellen of schadeloos te stellen of om het conflict te doen bedaren.11.2 Bijzondere procedure ten aanzien van minderjarigen die de volle leeftijd van 14 jaar hebben bereikt

Artikel 11.2.1.

Met uitzondering van de gemengde inbreuken omschreven in artikel 21, 98bis,109, 110, 111, 117, 117 bis, 118, 119, 119bis, 137, 172 van deze verordening, is de opstart van een GAS-procedure bij vaststelling van een eerste inbreuk op de bepalingen van deze verordening door een minderjarige overtreder uitgesloten. In dit geval worden de minderjarige overtreder, zijn ouders, voogd, of personen die de minderjarige onder hun hoede hebben of die bekleed zijn met een vorderingsrecht door de sanctionerend ambtenaar middels een aangetekend schrijven formeel gewaarschuwd om geen nieuwe inbreuken meer te plegen.

Artikel 11.2.2

Bij vaststelling van een gemengde inbreuk omschreven in artikel 21, 98bis, 109, 110, 111, 117, 117 bis, 118, 119, 119bis, 137, 172 van deze verordening of een inbreuk omschreven in artikel 122, 353 of bij een nieuwe inbreuk op de bepalingen van deze verordening binnen de 24 maanden na een eerdere vaststelling van een inbreuk op deze verordening gepleegd door dezelfde minderjarige overtreder, kan een GAS-procedure jegens de minderjarige worden opgestart.

Artikel 11.2.3

Wanneer een GAS-procedure jegens een minderjarige overtreder wordt opgestart, brengt de sanctionerend ambtenaar de stafhouder van de orde van advocaten hiervan op de hoogte, zodat ervoor gezorgd wordt dat de betrokkene door een advocaat bijgestaan kan worden. De stafhouder of het bureau voor juridische bijstand stelt een advocaat aan, uiterlijk binnen twee werkdagen na voormelde kennisgeving. Een afschrift van het bericht van de kennisgeving aan de stafhouder wordt bij het dossier van de rechtspleging gevoegd. Wanneer er een risico op een belangenconflict bestaat, zorgt de stafhouder of het bureau voor juridische bijstand ervoor dat de betrokkene bijgestaan wordt door een andere advocaat dan die waarop zijn vader en moeder, voogd, of personen die hem onder hun hoede hebben of die bekleed zijn met een vorderingsrecht, een beroep hebben gedaan. De advocaat kan ook aanwezig zijn tijdens de bemiddelingsprocedure.

Artikel 11.2.4

Wanneer een GAS-procedure jegens een minderjarige overtreder wordt opgestart, zal de sanctionerend ambtenaar steeds een aanbod van bemiddeling voorstellen aan de minderjarige, conform de procedure en de daarmee gepaard gaande nadere regels omschreven in het bemiddelingsreglement opgenomen als bijlage bij deze politieverordening. De vader en moeder, de voogd of personen die de hoede hebben over de minderjarige, kunnen op hun verzoek de minderjarige begeleiden bij de bemiddeling. De procedure en de daarmee gepaard gaande nadere regels zijn opgenomen in een bemiddelingsreglement dat opgenomen is als bijlage bij deze politieverordening. Wanneer de sanctionerend ambtenaar het welslagen van de bemiddeling vaststelt, kan hij geen administratieve geldboete meer opleggen.

Artikel 11.2.5

In geval van weigering van het aanbod of falen van de bemiddeling zal de sanctionerend ambtenaar steeds eerst een gemeenschapsdienst voorstellen aan de minderjarige overtreder zoals voorzien in artikel 11.6 en conform de procedure en de daarmee gepaard gaande nadere regels omschreven in het bemiddelingsreglement opgenomen als bijlage bij deze politieverordening. De vader en moeder, voogd of personen die de hoede hebben over de minderjarige, kunnen op hun verzoek de minderjarige begeleiden bij het uitvoeren van de gemeenschapsdienst. Enkel in geval van niet uitvoering of weigering van deze gemeenschapsdienst, kan de sanctionerend ambtenaar een administratieve geldboete opleggen zoals voorzien in art.11.1.6.

Artikel 11.2.6

De vader en moeder, voogd of personen die de minderjarige onder hun hoede hebben, zijn burgerlijk aansprakelijk voor de betaling van de administratieve geldboete.

Artikel 3 - Agendeert de goedkeuring van de wijziging van het gemeentelijk politiereglement op de gemeenteraad van oktober.