Terug
Gepubliceerd op 03/06/2025

Besluit  Raad Voor Maatschappelijk Welzijn

wo 28/05/2025 - 20:00

Sociaal beleid - Reglement 'Betalingsverbintenis woonzorgcentrum': Vaststelling

Aanwezig: Daan Versonnen, voorzitter raad voor maatschappelijk welzijn
Lode Van Looy, Mieke Van den Brande, Bart Vanmarcke, Yves Goovaerts, Pascal Vercammen, Lola Vanderweyen, Jan Fonderie, Guido Vaganée, Geert Teughels, Karl Theerens, Marcel Claes, Julie De Clerck, Sofie Crauwels, Dirk Keuleers, Marc Huyghe, Lukas De Backer, Edwin Stevens, Conny Van den Brande, Patricia Frederickx, Cindy Symons, Peggy Aerts, Chantal Jacobs, Jef Jacobs, lid van de raad voor maatschappelijk welzijn
Ethel Van den Wijngaert, algemeen directeur
Verontschuldigd: Wim Van der Donckt, lid van de raad voor maatschappelijk welzijn

Met het oog op een uniforme toepassing van de betalingsverbintenis voor verschillende woonzorgcentra, inclusief de dossiers waarin de cliënt vertegenwoordigd wordt door een bewindvoerder, wordt voorgesteld het reglement 'Betalingsverbintenis woonzorgcentrum' vast te stellen.

Feiten en context

Zorgbehoevende ouderen die over onvoldoende financiële middelen beschikken om hun verblijf in een woonzorgcentrum te betalen kunnen zich richten tot het OCMW voor een tussenkomst in de verblijfsfactuur. Als uit het sociaal en financieel onderzoek blijkt dat er een reële behoefte is en als hun verblijf in een woonzorgcentrum noodzakelijk is vanuit het perspectief van de menselijke waardigheid, kan het OCMW in het kader van maatschappelijke dienstverlening beslissen tussen te komen in de kosten van het woonzorgcentrum. Strevend naar uniformiteit zowel wat betreft de procedure en modaliteiten als wat betreft de praktische behandeling van de dossiers voor álle betrokken woonzorgcentra, ook voor dossiers waarin de cliënt vertegenwoordigd wordt door een bewindvoerder wordt een reglement betalingsverbintenis voorgesteld.

Advies

15/05/2025: Gunstig advies van de leden voor het bijzonder comité voor de sociale dienst.

Juridische grond
  • De wet van 02/04/1965 betreffende het ten laste nemen van steun verleend door het OCMW.
  • De organieke wet van 08/07/1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk werk.
  • Het Koninklijk Besluit van 09/05/1984 tot uitvoering van art. 100 bis van de OCMW-wet.
  • Het Koninklijk Besluit van 25/04/2004 tot vaststelling van het statuut van het zakgeld van sommige rusthuisbewoners en tot bepaling van de kosten die niet op dit zakgeld mogen worden aangerekend in uitvoering van art. 98 §1 derde lid OCMW-wet.
  • Het Ministerieel Besluit van 02/03/2005 tot vaststelling van de schaal van tussenkomsten bedoeld in art. 16 van het Koninklijk Besluit van 09/05/1984.
  • Het Ministerieel Besluit van 09/12/2009 tot bepaling van de samenstelling van de dagprijs, de extra vergoedingen en de voorschotten ten gunste van derden aangerekend in de woonzorgcentra.
  • Het Decreet over het lokaal bestuur van 22/12/2017.
Argumentatie

Gezien het OCMW in het kader van betalingsverbintenissen dient samen te werken met verschillende woonzorgcentra en frequent ook met bewindvoerders, die de cliënt vertegenwoordigen, is het opportuun een reglement betalingsverbintenis vast te stellen om de uniformiteit in behandeling van de dossiers te garanderen.

Publieke stemming
Aanwezig: Daan Versonnen, Lode Van Looy, Mieke Van den Brande, Bart Vanmarcke, Yves Goovaerts, Pascal Vercammen, Lola Vanderweyen, Jan Fonderie, Guido Vaganée, Geert Teughels, Karl Theerens, Marcel Claes, Julie De Clerck, Sofie Crauwels, Dirk Keuleers, Marc Huyghe, Lukas De Backer, Edwin Stevens, Conny Van den Brande, Patricia Frederickx, Cindy Symons, Peggy Aerts, Chantal Jacobs, Jef Jacobs, Ethel Van den Wijngaert
Voorstanders: Daan Versonnen, Lode Van Looy, Mieke Van den Brande, Bart Vanmarcke, Yves Goovaerts, Pascal Vercammen, Lola Vanderweyen, Jan Fonderie, Guido Vaganée, Geert Teughels, Karl Theerens, Marcel Claes, Julie De Clerck, Sofie Crauwels, Dirk Keuleers, Marc Huyghe, Lukas De Backer, Edwin Stevens, Conny Van den Brande, Patricia Frederickx, Cindy Symons, Chantal Jacobs, Jef Jacobs
Tegenstanders: Peggy Aerts
Resultaat: Met 23 stemmen voor, 1 stem tegen
Besluit

Artikel 1 - Stelt het reglement 'Betalingsverbintenis Woonzorgcentrum' als volgt vast:

Betalingsverbintenis bij opname in woonzorgcentrum

1. INLEIDENDE BEGRIPPEN

1.1 TOEPASSINGSGEBIED

Het reglement betreft een opname in een woonzorgcentrum.
Valt buiten het toepassingsgebied: andere instellingen, assistentiewoningen en kort verblijf zonder definitieve opname.

1.2 WAT IS EEN BETALINGSVERBINTENIS?

Een betalingsverbintenis betekent dat het OCMW een daadwerkelijke tussenkomst in de verblijfsfactuur van een woonzorgcentrum (inclusief opname in kort verblijf met het oog op een definitieve opname in WZC) doet wanneer de middelen van een cliënt duidelijk onvoldoende blijken te zijn, nu of in de zeer nabije toekomst.
Een uitgebreid sociaal en financieel onderzoek, voorafgegaan door een onderzoek naar de bevoegdheid van het OCMW, bepaalt de beslissing tot tussenkomst.
De beslissing tot ten laste name wordt binnen een redelijke termijn na de aanvraag genomen door het Bijzonder comité voor de sociale dienst.
Als kinderen van de cliënt of andere personen zich borg hebben gesteld voor het verblijf van deze cliënt, wordt deze borg uitgeput en zal het OCMW niet tussenkomen in de verblijfsfacturen.

1.3 WELK OCMW IS BEVOEGD?

De bevoegdheid voor een opname in een WZC valt niet onder de algemene bevoegdheidsregel van het OCMW. De specifieke bevoegdheidsregel bepaalt dat het OCMW van de plaats waar de cliënt ingeschreven is voor zijn hoofdverblijf op het moment van opname in het WZC, bevoegd is (art.2 wet 5 april 1965).
Het gaat om een inschrijving in het bevolkingsregister. Een referentieadres komt dus niet in aanmerking.

1.4 BEVOEGDHEIDSVERKLARING

Wanneer het OCMW een bevoegdheidsverklaring aflevert, geeft het formeel aan bevoegd te zijn voor de cliënt. Deze verklaring baseert zich enkel op de inschrijving in het bevolkingsregister op het moment van de opname in het WZC.
Er volgt verder geen sociaal of financieel onderzoek naar de situatie van de cliënt. Derhalve is een bevoegdheidsverklaring geen betalingsverbintenis. De cliënt stelt zijn hulpvraag tot effectieve tussenkomst aan het OCMW pas op het moment dat zijn financiële middelen niet meer volstaan om de verblijfsfactuur te voldoen.

2. PROCEDURE

2.1 DE AANVRAAG

Een vraag tot tussenkomst doorloopt verschillende stappen in een vooropgestelde procedure. Het OCMW is afhankelijk van verschillende factoren om de situatie van de cliënt te beoordelen, zowel op het gebied van de sociale als de financiële situatie.

2.1.1 Wie doet de aanvraag?

De aanvraag kan, afhankelijke van de situatie van de cliënt door verschillende personen gedaan worden:

    • De cliënt zelf
    • Een vertegenwoordiger van de cliënt
    • De bewindvoerder van de cliënt

2.1.2 Hoe wordt de aanvraag gedaan?

De aanvraag kan mondeling of schriftelijk (per brief of mail) gebeuren. Het OCMW levert een ontvangstbewijs af (art. 58,§2 OCMW-wet).

2.1.3 Welke info?

Bij een aanvraag tot tussenkomst dienen volgende gegevens te worden verstrekt aan het OCMW:

    • Persoonsgegevens van de cliënt (naam, RRN, adres, telefoonnummer, mailadres)
    • Gegevens van de contactpersoon (naam, RRN, adres, telefoonnummer, mailadres)
    • Gegevens van de bewindvoerder (naam, aanstellingsvonnis, kantooradres, telefoonnummer, mailadres)
    • Ondertekend toestemmingsdocument voor de noodzakelijke opzoekingen (via ontvangstbewijs)
    • Informatie omtrent de sociale en financiële situatie (zie infra het onderzoek)
    • Contactpersoon WZC (naam, telefoonnummer, mailadres)

2.2 HET ONDERZOEK

Een sociaal en financieel onderzoek bestaat uit het opvragen van diverse informatie.
Hierna worden de minimale vereisten omtrent de informatie voor het opstellen van een volledig dossier beschreven.
Actieve medewerking is vereist (art. 60 §1, 2° OCMW-wet).

2.2.1 Sociaal onderzoek (art. 60 OCMW-wet)

Het doel van het sociaal onderzoek is het verkrijgen van een beeld van de sociale en familiale situatie van de cliënt (familiale relaties, netwerk, zorgbehoefte,…). Het is noodzakelijk te kunnen vaststellen of er een behoefte tot definitieve opname in een WZC aanwezig is. Hiervoor kan het OCMW contact opnemen met het WZC of een huisbezoek plannen bij de cliënt.

Het doel van het sociaal onderzoek is het verkrijgen van een beeld van de sociale en familiale situatie van de cliënt (familiale relaties, netwerk, zorgbehoefte,…). Het is noodzakelijk te kunnen vaststellen of er een behoefte tot definitieve opname in een WZC aanwezig is. Hiervoor kan het OCMW contact opnemen met het WZC of een huisbezoek plannen bij de cliënt.

2.2.2 Financieel onderzoek (art. 60 OCMW-wet)

Het doel van het financieel onderzoek is het in kaart brengen van de financiële situatie van de cliënt in de periode van 10 jaar voorafgaand aan de aanvraag tot ten laste name.
Dit gebeurt aan de hand van onderstaande gegevens, al dan niet verkregen via opzoekingen in de KSZ (Kruispuntbank Sociale Zekerheid), rekeninguittreksels, opvraging bij patrimoniumdocumentatie, …

    • Gewoonlijke inkomsten
    • Sociale rechten
    • Roerende goederen
    • Onroerende goederen
    • Uitgaven
    • Schulden
    • Vervreemding (verkoop, schenking, …) laatste 10 jaar

2.3 BESLISSING

Wanneer een financieel tekort bij de cliënt wordt vastgesteld om het verblijf in het WZC te betalen, kan het BCSD (Bijzonder Comité voor de Sociale Dienst) een beslissing tot tussenkomst nemen.
De cliënt of zijn wettelijk vertegenwoordiger wordt hiervan per brief op de hoogte gebracht na de zitting van het BCSD.

2.4 ONDERHOUDSPLICHT

Er wordt een onderzoek ingesteld naar de onderhoudsplicht van kinderen overeenkomstig het burgerlijk wetboek.
Indien het BCSD van het OCMW tot tussenkomst beslist, zal er steeds worden nagegaan of de onderhoudsplichtigen van de cliënt al dan niet een deel van de kosten van de maatschappelijke dienstverlening aan het OCMW dienen terug te betalen.

 2.4.1 Onderhoudsplichtige personen

Zijn onderhoudsplichtig:

    • (gewezen) echtgenoot/echtgenote
    • Kinderen en schoonkinderen met beperking tot het kindsdeel
    • Schoonkinderen na ontbinding van hun huwelijk door overlijden, op voorwaarde dat ze kinderen hebben die bloedverwant zijn van de aanvrager
    • Kleinkinderen

Zijn niet onderhoudsplichtig:

    • Schoonkinderen na ontbinding van hun huwelijk door echtscheiding
    • Broers/zussen
    • Neven/ nichten

2.4.2 Vrijstelling van de onderhoudsplicht

Het OCMW is verplicht de onderhoudsplicht te onderzoeken. Hiertoe zal een onderzoek gebeuren naar de financiële en familiale situatie van de onderhoudsplichtigen. De onderhoudsplichtige bezorgt het OCMW zijn aanslagbiljet in de personenbelasting van het aanslagjaar twee jaar voorgaand aan de tussenkomst.

Het OCMW kan afzien van het bepalen van een onderhoudsplichtige bijdrage in volgende gevallen (art. 13 KB 9 mei 1984):

    • Billijkheidsredenen:
      Het BCSD kan rekening houden met billijkheidsredenen bij haar beslissing tot terugvordering op de onderhoudsplichtige. De onderhoudsplichtige dient zijn redenen schriftelijk over te maken. De redenen van billijkheid worden individueel per dossier beoordeeld.
    • Wanneer de kosten en inspanningen verbonden aan de terugvordering niet opwegen tegen het verwachte resultaat.

2.4.3 Bedrag van de onderhoudsbijdrage

Het OCMW mag nooit meer terugvorderen dan de werkelijke kostprijs.
De terugvordering mag niet meer bedragen dan het “kindsdeel”. Het kindsdeel is gelijk aan het bedrag dat het OCMW moet bijpassen gedeeld door het aantal onderhoudsplichtigen in gelijke graad.
Het bedrag dat wordt teruggevorderd wordt berekend op basis van de uniforme schaal van tussenkomsten. Deze schaal geeft een overzicht van het bedrag dat maandelijks maximaal mag worden teruggevorderd bij de onderhoudsplichtige. Dit bedrag is afhankelijk van het gezamenlijk netto belastbaar inkomen van de onderhoudsplichtige en diens echtgenoot en het aantal personen ten laste.

3. MODALITEITEN VAN DE TUSSENKOMST

3.1 BEPERKING IN DE TIJD

Wanneer het BCSD een positieve beslissing neemt, start de tussenkomst van het OCMW ten vroegste vanaf het moment van de hulpvraag. Het OCMW neemt geen facturen ten laste die dateren van vóór de vraag tot tussenkomst.
Een beslissing tot tussenkomst wordt maximaal voor 5 jaar toegekend. Ze wordt 5-jaarlijks herbekeken en voorgelegd aan het BCSD.
Wanneer er zich in de loop van de tussenkomst nieuwe omstandigheden voordoen die een invloed kunnen hebben op de beslissing, kan de beslissing tot tussenkomst vroegtijdig herbekeken, gewijzigd en eventueel beëindigd worden.
Elke wijziging in de situatie dient bijgevolg onmiddellijk aan het OCMW te worden gemeld.

3.2 BEPERKING IN DE KOSTEN (MB 9 DECEMBER 2009)

De cliënt is vrij in zijn keuze van woonzorgcentrum. Echter deze keuzevrijheid is niet onbeperkt wanneer een tussenkomst van het OCMW wordt gevraagd. In de te nemen beslissing zal het OCMW het voordeel van de vrije keuze van de cliënt afwegen tegen de maatschappelijke kost van die keuze. Bijgevolg kan het OCMW vragen om zich in te schrijven in minstens 3 goedkopere woonzorgcentra en/of de
goedkoopste kamer in het WZC waar de cliënt reeds verblijft.

Indien een overplaatsing van een cliënt binnen het eigen WZC of naar een ander WZC extra tussenkomst van het OCMW met zich brengt, zal hiervoor voorafgaand goedkeuring van het OCMW moeten worden gevraagd.

Het is mogelijk dat het OCMW een overplaatsing van de cliënt naar een goedkopere kamer binnen het WZC of naar een ander WZC vraagt, waar de verblijfsfactuur en bijgevolg de tussenkomst van het OCMW lager ligt. Het OCMW neemt hierbij de keuzevrijheid van de cliënt, de noden van de cliënt en de bijhorende kosten in overweging.

De kosten gemaakt voor de zorg- en dienstverlening die minimaal in de dagprijs zitten en de kosten die niet betaald mogen worden met het zakgeld (KB 25 april 2004) zijn ten laste van het OCMW.

De kosten die behoren tot de ten laste name zijn:

    • het gebruik van de kamer;
    • het door de instelling ter beschikking gestelde meubilair in de kamers en de gemeenschappelijke ruimten;
    • het ter beschikking stellen van een nachtstoel wanneer de toestand van de bewoner dit vereist;
    • het gebruik en het onderhoud van de sanitaire installaties, individueel of gemeenschappelijk;
    • het gebruik van de gemeenschappelijke plaatsen, met inbegrip van de liften, overeenkomstig het huishoudelijk reglement;
    • het onderhoud van het patrimonium, het algemene onderhoud en het reinigen van de gemeenschappelijke plaatsen, materiaal en producten inbegrepen; de herstellingen van de kamers en woonruimten, die uit een gewoon huurgebruik voortvloeien;
    • de afvalverwijdering;
    • de verwarming van de kamers en gemeenschappelijke plaatsen, het onderhoud van de installaties en elke wijziging van de verwarmingstoestellen;
    • het stromende koude en warme water en het gebruik van elke sanitaire installatie;
    • de elektrische installaties, hun onderhoud en elke wijziging ervan en het elektriciteitsverbruik;
    • de installaties voor bescherming tegen brandgevaar en voor interne communicatie in functie van gemeenschappelijk gebruik;
    • de kosten voor de installatie, het onderhoud en de aansluiting van een publiek toegankelijke telefoon;
    • de prijs van de telefoongesprekken die hoger is dan de kostprijs;
    • het ter beschikking stellen in de gemeenschappelijke ruimten van televisie, radio of andere audiovisueel materiaal;
    • de keukeninstallaties, het onderhoud ervan en de wijzigingen ingevolge de evolutie van de wetgeving en de toevoer van de stoffen en de opslag ervan;
    • het onderhoud van de individuele kamers en het meubilair en de voorwerpen in de kamers;
    • elke hygiënische maatregel conform de erkenningsnormen van de Gemeenschappen en Gewesten met inbegrip van het desinfecteren van de kamers na het overlijden of het vertrek van de bewoner;
    • het beschikbaar stellen, het onderhoud en de hernieuwing van het beddengoed : matras, dekens, spreien, lakens, hoofdkussens, steeklakens, de bescherming van het beddengoed in geval van incontinentie;
    • gordijnen en overgordijnen, behangsel en meubelstoffen;
    • onderhoud-, schoonmaakkosten ten gevolge van normale slijtage van de kamer of van de woonruimte;
    • was en droogkuis van het niet-persoonlijke linnen;
    • was van het persoonlijk linnen, die door de instelling wordt georganiseerd;
    • het elektriciteitsverbruik ingevolge het gebruik van individuele toestellen;
    • de kosten voor de installatie en het onderhoud van radio, televisie, koelkast en telefoon in de kamer, die ter beschikking van de bewoner worden gesteld;
    • alle verstrekkingen en het materiaal gedekt door een tussenkomst van het RIZIV;
    • de gederfde tussenkomst van het RIZIV voor niet-verzekerden;
    • de gederfde RIZIV-tussenkomsten wegens de toekenning van een lagere tussenkomst van het RIZIV;
    • geneesmiddelen, in de zin van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen, op voorschrift van een geneesheer;
    • basisbijdragen voor een ziekenfonds;
    • het verschuldigde remgeld tengevolge van een consultatie van een huisarts of een specialist;
    • vervoerkosten die verband houden met de gezondheidszorg van de rusthuisbewoner;
    • hospitalisatiekosten in een gemeenschappelijke kamer;
    • de bevoorrading, het beheer, het stockeren en de verdeling van de geneesmiddelen;
    • incontinentiemateriaal;
    • kosten voor een rolstoel, krukken, een looprek hoorapparaten, brillen, tandprothesen, die voorkomen in de RIZIV-nomenclatuur voor bandagisten, op voorschrift van een geneesheer;
    • de bereiding en verdeling van de maaltijden met inbegrip van de dranken, het naleven van diëten, de tussendoortjes en de dranken waarvan de verdeling tussen de maaltijden systematisch gebeurt;
    • het opdienen van de maaltijd in de kamer om medische redenen;
    • onbeperkte beschikbaarheid over drinkbaar water;
    • enterale voeding;
    • pedicure op voorschrift van een geneesheer;
    • manicure op voorschrift van een geneesheer;
    • esthetische verzorging die door de instelling intern georganiseerd wordt via een personeelslid;
    • haarverzorging die door de instelling intern georganiseerd wordt via een personeelslid;
    • elementaire toiletartikelen die door de instelling ter beschikking worden gesteld;
    • de collectieve animatie-, recreatie- en therapeutische activiteiten wanneer ze in de instelling worden georganiseerd;
    • herstelling van het persoonlijk linnen, die door de instelling intern georganiseerd wordt via een personeelslid;
    • de administratieve kosten, ongeacht de aard ervan, die verband houden met de huisvesting of de opvang van de bewoner of die eigen zij aan de werking van de instelling;
    • verzekeringspolissen van allerlei aard : de verzekeringen burgerlijke aansprakelijkheid, de brandverzekering alsmede alle verzekeringen die de beheerder overeenkomstig de wetgeving heeft aangegaan, met uitzondering van elke persoonlijke verzekering van de bewoner;
    • belastingen eigen aan de instelling.

Alle overige kosten behoren niet tot de ten laste name:

    • Telefoon/GSM
    • Esthetische verzorging
    • Kleding
    • Drank en voeding buiten de maaltijden op individuele vraag van de cliënt (uitgezonderd drinkbaar water)
    • Toiletartikelen op uitdrukkelijke vraag van de cliënt (die niet behoren tot het basispakket van de persoonlijke toiletartikelen standaard aangeboden door de voorziening)
    • Specifieke animatie, recreatie en therapeutische activiteiten georganiseerd door de voorziening met aantoonbare meerkost
    • Begrafeniskosten
    • ….

3.3 ZAKGELD

3.3.1 Toekenning

Elke cliënt die in een woonzorgcentrum verblijft én een beslissing tot tussenkomst van het OCMW heeft, heeft recht op een maandelijks zakgeld. Dit zakgeld stelt de cliënt in staat om deel te nemen aan het maatschappelijk leven, zowel binnen als buiten het WZC.
Het zakgeld bedraagt minstens 900,00 EUR per jaar en wordt geïndexeerd.
De uitbetaling gebeurt op maandbasis en is vrij te besteden door de cliënt of zijn wettelijk vertegenwoordiger.
Het OCMW mag zich informeren naar de stand van zaken omtrent het gespaarde zakgeld.
Het zakgeld behoort toe aan de cliënt en wordt noch door het WZC, noch door het OCMW uitbetaald aan familieleden. Het beheer van het zakgeld mag wel door een derde gebeuren, mits toestemming van de cliënt. Het OCMW behoudt zich wel het recht voor om het beheer van het zakgeld op te volgen wanneer een derde dit overneemt. Het OCMW kan ingrijpen bij vermoedens van misbruik.
Gespaarde zakgelden mogen niet worden meegegeven aan derden.
In geval van overlijden worden de gespaarde zakgelden overgemaakt aan het OCMW.

3.3.2 Besteding van het zakgeld

De kosten die niet begrepen zijn in de betalingsverbintenis dienen betaald te worden met het zakgeld.
De strikt persoonlijke uitgaven ten laste van de cliënt zelf zijn o.m.:

    • Verzorgingsproducten die niet behoren tot het basispakket aangeboden door het woonzorgcentrum
    • Versnapering
    • Drank (buiten de maaltijden aangeboden door WZC)
    • Rookgerief
    • Kleding
    • Telefoon/GSM
    • Cafetariabezoek
    • Droogkuis voor persoonlijk linnen
    • Lectuur
    • Esthetische verzorging extern

3.3.3 Zakgeld bij cliënten die hun geld niet zelf besteden

3.3.3.1 Met bewindvoering
Indien de cliënt onder bewindvoering staat, zal er met de bewindvoerder afgesproken worden hoe het zakgeld zal worden beheerd.

3.3.3.2 Zonder bewindvoering
Indien de cliënt beschikt over een eigen rekening zal het zakgeld maandelijks op deze rekening worden gestort.
Indien de cliënt niet over een eigen rekening beschikt zal het zakgeld opgenomen worden in de maandelijkse verblijfsfactuur, met betaalbewijzen van besteding van het zakgeld in bijlage.

4. BEHEER VAN DE INKOMSTEN

Cliënten die een beslissing tot tussenkomst van het OCMW krijgen, dragen het beheer van hun inkomsten over aan het OCMW.
De verblijfsfactuur wordt door het WZC rechtstreeks overgemaakt aan het OCMW.

Wanneer een cliënt een wettelijke vertegenwoordiger of een bewindvoerder heeft, zal deze het beheer van de inkomsten verder zetten.
Alle inkomsten van de cliënt dienen bij voorraad aangewend te worden voor de betaling van de verblijfsfactuur.
De wettelijke vertegenwoordiger/bewindvoerder is verantwoordelijk voor een goed beheer van het vermogen van de cliënt en draagt zorg voor een goede samenwerking met het OCMW.
Hij is ertoe gehouden de facturen, inclusief overzicht van de maandelijkse inkomsten, tijdig te betalen en over te maken aan het OCMW .
De tekorten op de verblijfsfactuur betaalt het OCMW rechtstreeks aan de bewindvoerder, rekening houdend met de actuele bedragen van het zakgeld. De bewindvoerder bezorgt hiertoe maandelijks de verblijfsfactuur en het berekende tekort. Driemaandelijks bezorgt de bewindvoerder een overzicht van de rekeninguittreksel van de cliënt.

4.1 WELKE INKOMSTEN?

Bij de aanvraag tot tussenkomst van het OCMW zal een grondig onderzoek plaatsvinden naar alle inkomsten van de cliënt.
Alle geldelijke inkomsten alsook alle achterstallen dienen integraal toe te komen op de rekening van de cliënt en aangewend te worden voor de betaling van de verblijfsfactuur.

Een niet-limitatief overzicht van inkomsten:

    • Pensioenen (binnen- en buitenland, inclusief vakantiegeld)
    • Inkomensgarantie ouderen (IGO)
    • Groepsverzekering, pensioensparen, levensverzekering
    • Huur- en andere opbrengsten onroerende goederen
    • Persoonlijk onderhoudsgeld
    • Zorgbudgetten
    • Integratietegemoetkoming (IT)
    • Inkomensvervangende tegemoetkoming (IVT)
    • Andree sociale rechten
    • Spaargelden, beleggingen, cash gelden, …
    • Erfenis

4.2 VERHOGING VAN INKOMSTEN

In geval van tussenkomst door het OCMW zal er gevraagd worden maximaal de sociale rechten van de cliënt uit te putten. Het OCMW kan de cliënt/familie bijstaan bij de administratieve formaliteiten.
De cliënt/familie brengt het OCMW op de hoogte van het resultaat van deze aanvragen.

In geval van een eigen woning kan er door het OCMW gevraagd worden deze te verhuren of te koop te stellen.

4.3 TE ONTVANGEN ACHTERSTALLEN

Indien de cliënt achterstallige bedragen ontvangt, van welke aard of oorsprong ook, wordt het OCMW hiervan op de hoogte gebracht en zullen deze bedragen toe komen op de rekening van de cliënt. Ook achterstallen die dateren van vóór de aanvraag/beslissing tot tussenkomst dienen aangewend te worden voor de betaling van de verblijfsfactuur.

4.4 THUISWONENDE PARTNER

Indien de cliënt opgenomen in het WZC nog een thuiswonende partner heeft, zal het OCMW hiermee rekening houden bij het bepalen van de inkomsten.

Indien de partners een eigen pensioen genieten, behouden ze elk hun eigen inkomen.

Indien zij een gezinspensioen genieten, dient een splitsing van het pensioenbedrag te worden gevraagd aan de federale pensioendienst op grond van een feitelijke scheiding (aparte domicilie). Indien de pensioendienst niet ingaat op deze vraag tot opsplitsing, behoudt de thuiswonende partner minsten het bedrag van het pensioen gelijk aan het bedrag van het leefloon met de overeenstemmende categorie. Het resterende bedrag van het pensioen wordt toegekend aan de cliënt en gebruikt voor de betaling van de verblijfsfactuur.

Het bedrag aan spaargelden dat zij in bezit hebben zal voor de helft aan elk van hen worden toegerekend.

4.5 ERFENIS

Indien de cliënt tijdens zijn verblijf in het WZC begunstigde is in een erfenis, brengt hij hiervan het OCMW onverwijld op de hoogte. Indien het WZC hiervan in kennis wordt gesteld, informeert zij het OCMW onmiddellijk en omgekeerd.

4.6 TERUGGAVE EN AANSLAG PERSONENBELASING

Een teruggave van de personenbelasting dient gestort te worden op de rekening van de cliënt en aangewend te worden voor de betaling van de verblijfsfactuur.

Het aanslagbiljet personenbelasting dient bij de maandelijkse kostenstaat gevoegd te worden.
Het OCMW zal een schrijven richten aan het ontvangkantoor van de directe belastingen met de vraag het betalen bedrag oninbaar te verklaren.

5. VRIJWILLIGE VERARMING

Indien blijkt dat zonder enige aanvaardbare uitleg het patrimonium van de cliënt gedurende de laatste 10 jaar vóór de aanvang van de tussenkomst van het OCMW in belangrijke mate is verminderd, kan het OCMW ook de onderhoudsplichtige met een inkomen onder het wettelijke grensbedrag voor terugvordering, aanspreken tot terugbetaling van de verleende tussenkomst.

6. WETTELIJKE HYPOTHEEK

In geval de cliënt waarvoor en tussenkomst beslist wordt een eigen woning of andere onroerende goederen bezit kan het OCMW een wettelijke hypotheek nemen op deze onroerende goederen. Het leggen van een wettelijke hypotheek is een eenzijdige handeling van de financieel directeur en behoeft geen toestemming van de cliënt. De hieraan verbonden kosten worden gedragen door het OCMW.

WETTELIJKE BEPALINGEN

  • Organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk werk, BS 5/8/1976
  • Wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van steun verleend door openbare centra voor maatschappelijk welzijn, BS 6/5/1965
  • KB van 9 mei 1984 tot uitvoering van art. 100§1bis van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, BS 24/5/1984 (terugvordering op onderhoudsplichtigen)
  • MB van 2 maart 2005 tot vaststelling van de schaal van tussenkomsten bedoeld in art. 16 van het KB van 9 mei 1984, BS 23/3/2005 (terugvorderingsschalen)
  • MB van 9 december 2009 tot bepaling van de samenstelling van de dagprijs, de extra vergoedingen en de voorschotten ten gunste van derden aangerekend in de woonzorgcentra, BS 13/1/2009
  • KB van 25 april 2004 tot vaststelling van het statuut van het zakgeld van sommige rusthuisbewoners en tot bepaling van de kosten die niet op dit zakgeld mogen worden aangerekend in uitvoering van art. 98§1 derde lid OCMW-wet, BS 30/4/2004

Artikel 2 - Maakt deze beslissing, overeenkomstig de bepalingen in het Decreet over het lokaal bestuur, binnen de 10 dagen bekend op de gemeentelijke website en brengt de toezichthoudende overheid hiervan dezelfde dag op de hoogte.